CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2022 |
De Belgische pianist Matthieu Idmtal (1988) had in die zin ‘geluk' dat hij tijdens de coronapandemie nog in ons land kon optreden, terwijl in zijn vaderland vrijwel alles in de culturele sector ongenadig op slot zat. Want zo liepen de hazen in de beide landen nu eenmaal: hier soepeler, daar strenger. Naast die reguliere concertoptredens, zij het als gevolg van de strenge toelatingseisen noodgedongen met aanzienlijk minder publiek, waren er de livestreams én – eigenlijk ook een geluk bij een ongeluk, zoals dat toen voor zoveel musici gold – meer dan voldoende gelegenheid voor het instuderen en vervolgens maken van een nieuwe opname. Wat Idmtal betreft moest dat een album worden met uitsluitend pianowerken van Edvard Grieg (1843-1907), een uitgave die goed aansloot bij het album met alle vioolsonates van de Noorse componist, toen samen met de violiste Maya Levy. Al denkt hij, zo blijkt althans uit een interview, daar anders over: ten eerste omdat de nieuwe cd op een ander label wordt uitgebracht en ten tweede omdat hij al veel langer met het plan rondliep om Griegs relatief weinig gespeelde en opgenomen Pianosonate aan zijn discografie toe te voegen. Het vierdelige stuk is, anders dan wat hij in het interview aangeeft, geen ‘jeugdwerk', want het ontstond in 1865, opgedragen aan zijn Deense collega en tijdgenoot Niels Gade (Grieg was toen 22), maar in 1887 nog onderworpen aan een ingrijpende revisie. Het aardige daarbij is dat de componist zelf twee (deels ingekorte) delen uit die Pianosonate in 1903 heeft opgenomen, zij het in de bij die tijd passende geluidskwaliteit, maar door Marston Records alsnog digitaal zo goed mogelijk opgeknapt. Een van de eerste commerciële uitgaven verscheen eerst rond 1922, met aan de piano Una Bourne, door His Master's Voice uitgebracht op twee 78-toeren platen (HMV C 1023 en 1027). Dat Idmtal een lans wilde breken voor ‘zijn' Grieg valt alleen maar toe te juichen, al is het alleen maar omdat de ‘romantische' Noor vrijwel alleen bekend is geworden en gebleven dankzij dat beroemde Pianoconcert in a (het lievelingsstuk van niemand minder dan Sergej Rachmaninov!) en (helaas merendeels als selectie) de toneelmuziek bij Henrik Ibsens Peer Gynt (1867). Die Pianosonate had het dus ‘moeilijk', waaraan zelfs gevestigde pianisten als Alicia de Larrocha, Glenn Gould, Leslie Howard, Stephen Hough en Leif Ove Andsnes vrij weinig aan hebben kunnen veranderen. Zij het met de kanttekening dat het met bijvoorbeeld de pianowerken van Jean Sibelius nog veel slechter is verlopen. Het geldt gelukkig in iets mindere mate geldt voor de Lyrische Stukken, de verzamelnaam waaronder een groot aantal opusnummers is gerangschikt (op. 12, 38, 43, 47, 54, 57, 62, 65 68, 71), bestaande uit 66 afwisselend kleine en middelgrote pianowerken, verdeeld over tien banden. Ze verschenen voor het eerst aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw onder het regiem van de in Leipzig gevestigde muziekuitgever C.F. Peters. Het lijkt gemakkelijker dan het is: een musicus een bepaalde stijl toedichten, maar als ik, wat het pianospel van Idmtal betreft, één aspect ervan in het bijzonder zou mogen noemen dan is het zijn vermogen om het instrument niet alleen echt te laten zingen, maar zo volkomen natuurlijk, zo vanzelfspekend en zo intuïtief. Het lijkt alsof de dichterlijke lyriek hem als het ware aangeboren is. Al is het slechts één aspect van zijn kunst, want er valt ook volop te genieten van de zich net zo fraai ontplooiende klankontwikkeling, de expressief gedreven energie en de ritmische puls die het profiel van zijn vertolkingen in een strikt helder daglicht stelt. Het zijn zo van die eigenschappen die een musicus bij uitstek geschikt maken voor het (laat)romantische repertoire, wat dus zeker ook voor dat van Grieg geldt. Het lijkt ook Idmtals 'fort' te zijn: de romantische pianoliteratuur, al is ook 'zijn' Haydn en Mozart zeker niet te versmaden. Hoezeer een pianist intrinsiek kan bijdragen aan de waarde en betekenis van een compositie werd mij, wat de Lyrisiche Stukken betreft, pas goed duidelijk ergens medio jaren zeventig, toen op Deutsche Grammophon de lp verscheen met een selectie, gespeeld door de Russische pianist Emil Gilels. Alsof de schellen mij toen van de ogen (nou ja, oren) vielen. Bovendien klonk de opname, gemaakt door Klaus Scheibe, zo helder als glas. Gilels was voor mij op slag de ideale vertolker van deze zo fraai uitgedoste miniaturen (waarvan een aantal overigens minder ‘lyrisch' is dan de titel aangeeft: niet voor niets omschreef Debussy ze als ‘bonbons gevuld met sneeuw'). Treedt Idmtal in diens voetsporen? Zonder enige twijfel, al kan ik er gelijk aan toevoegen dat hij daarin zijn eigen stijl laat zegevieren en waarin alle facetten waaraan deze muziek zo rijk is ruimhartig aan bod komen, variërend van bekoorlijke introspectie tot flonkerende uitbundigheid, van fijnzinnige elegie tot zinderende passie. Sterk is ook zijn visie op de Pianosonate, een werk van beduidend langere adem, waarin de daarvoor noodzakelijke structuurbeheersing een onmiskenbare rol speelt. Ook daarin is Idmtal ten volle geslaagd, wat naast de reeds gesignaleerde eigenschappen van zijn spel deze uitvoering net zo fascinerend maakt als die van Andsnes, met de breed uitwaaierende dynamiek, de stevige baslijn (de linkerhand krijgt ook bij Idmtal het nodige reliëf) en dat sterk ontwikkelde gevoel voor pure klankschoonheid zonder er een 'suikerfeest' van te maken. Over de sonore maar ook heldere opname eveneens niets dan goeds! index |
|