CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2025

Godowsky: Java Suite

Tobias Borsboom (piano)
TRPTK TTK0130 • 66' •
Opname: maart 2024, Westvest90, Schiedam

 

Op de website van uitgeverij Atlas Contact kunt u lezen over Jan Brokkens boek De tuinen van Buitenzorg, waarin de auteur op zoek gaat naar de geschiedenis van zijn moeder, die in 1935 naar het toenmalige Nederlands-Indië verhuisde om in 1947 terug te keren naar een geteisterd Nederland. In de verhalenstroom ook beschouwingen over geschiedenis, literatuur, cultuur en muziek, zoals over de Litouwse componist Leopold Godowsky (1870-1938). Dat keert terug in het cd-boekje (helaas alleen in het Engels).

Op Java - op een reis die begon in Hong Kong in oktober 1922 en eindigde op Hawaii in mei 1923 - raakte de componist in de ban van de klanken van de gamelan. Hij was overigens niet de enige die door de exotische klanken gefascineerd was geraakt. Ravel hoorde het voor het eerst tijdens de Wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs. Ook zijn tijdgenoot Debussy raakte geboeid door de bijzondere klankkleuren, ritmes en texturen van het gamelan-ensemble, bestaande uit onder andere gong, metallofonen (zoals bonang, gender, saron), xylofoon (gambang), trommels (kendang), en soms fluiten (suling) en snaarinstrumenten (rebab). De stemming is slendro (vijftonig) of pelog (zeventonig), afhankelijk van het ensemble. De pentatonische toonladders ontlokken klanken die buiten de traditionele westerse harmonie vielen. Opvallend is ook dat in dergelijke ensembles meerdere ritmes tegelijk tot klinken worden gebracht. Kortom, voor westerse componisten betekende dit het openen van een voor hen geheel nieuwe klankwereld. In westerse oren is het klankbeeld complex en gelaagd.

Zo moet ook Godowsky het hebben ervaren en die indrukken heeft hij verwerkt in zijn Java Suite, die oorspronkelijk was bedoeld als openingsdeel van een beoogde cyclus, getiteld Phonoramas – Tonal Journeys for the Pianoforte. Het is echter bij dat ene deel gebleven, gepubliceerd in vier boeken met ieder drie deeltjes. De muziek ontstond pas een jaar later, na zijn terugkeer uit Honolulu, in New York en Chicago. Of de componist zijn muzikale belevenissen tijdens de reis geheel of gedeeltelijk heeft genoteerd, weten we niet, maar wel dat hij erop voorstond dat hij het werk, zoals hij het noemde, uit zijn ‘fonoramisch geheugen' had geconcipieerd

De door Godowsky bedachte elf titels (ik laat in de suite eveneens opgenomen drie dansen met Italiaanse tempoaanduidingen buiten beschouwing), voorzien van zijn uitgebreide toelichting, zijn op zich al verbeeldend genoeg: 1. Gamelan; 2. Wayang-Purwa: Puppet Shadow Plays; 3. Hari Besaar: The Great Day; 4. Chattering Monkeys at the Sacred Lake of Wendit; 5. Boro Budur in Moonlight; 6. The Bromo Volcano and the Sand Sea at Daybreak; 10. The Gardens of Buitenzorg (tevens de titel van Brokkens boek); 11. In the Streets of Old Batavia; 12. In the Kraton; 13. The Ruined Water Castle at Djokja; 14. A Court Pageant in Solo.

Maar helaas, de verbeelding delft het onderspit bij zoveel technische overmaat en de veelal schier ondoordringbare textuur van de muziek. De pianist wacht de ene na de andere te nemen horde, zowel technisch als interpretatief, van de door Godowsky voorgeschreven, buitengewoon lastig na te volgen vingerzettingen (maar zónder deze lukt het sowieso niet) tot de menigmaal vrijwel ondoordringbare stemvoering. Dan moet de pianist ook nog danig de weg weten in de kwistig rondgestrooide polyritmiek (zes tegen vijf) binnen dat dichtgeschroeide discours. Muziek die bovendien zo kort is aangelijnd dat zij onvoldoende kan 'ademen'.

Leopold Godowsky (1915)

Godowsky stond internationaal bekend als een groot virtuoos, maar maakte ook als pianodocent naam. Hij was de grondlegger van een pianoschool die zich vooral richtte op een ongeforceerde aanslag en de spaarzame beweging van de handen en daarmee armen en polsen (we zien het terug in het pianospel van bijvoorbeeld Vladimir Horowitz en Arthur Rubinstein), een techniek die later door een pedagogische beroemdheid als Heinrich Neuhaus werd overgenomen (die het weer op zijn leerlingen overdroeg).

Niet alleen in de Java Suite heeft Godowsky de eigen inbreng van de vertolker zoveel mogelijk willen terugdringen. Het blijkt uit de minutieuze vastlegging van werkelijk ieder denkbaar detail, blijkbaar met als uitgangspunt dat als de vertolker zich hieraan houdt, sprake is van een muzikaal optimale blauwdruk van de partituur. Maar dat is nu juist wat veel creatieve vertolkers niet willen! Een zekere mate van artistieke vrijheid is voor hen onaantastbaar, en terecht. Terwijl nota bene Godowsky zelf in het spelen van zijn eigen partituren, maar ook die van andere componisten zich bepaalde vrijheden veroorloofde. Een in die context vreemd en onverklaarbaar fenomeen.

Godowsky heeft de Java Suite zelf ook opgenomen, in 1935 en door APR (Appian Publications & Recordings) in 1989 op cd uitgebracht maar al lang geleden uit zicht geraakt. APR heeft zich gespecialiseerd in het uitbrengen van historische opnamen (oorspronkelijk verdoekt op 78-toerenplaten), waaruit wel Godowsky's speelstijl naar voren komt (in de Chopin Studies en in zijn transcripties). Maar van de Java Suite ontbreekt in de APR-catalogus helaas ieder spoor.

Maar wel hebben we de partituur, waarin Godowsky werkelijk álles (voor zover mogelijk uiteraard) uiterst minutieus en tot in het kleinste detail heeft vastgelegd. Het is een werkwijze die hij wel als componist maar niet als uitvoerend musicus meestal consequent heeft gevolgd. Wie zich stipt houdt aan al die aanwijzingen doet echter tegelijkertijd afstand van een zekere mate van (artistieke) vrijheid. Dat is de weg die Borsboom althans merendeels heeft gevolgd in een werk waarin grosso modo de pedagoog het lijkt te hebben gewonnen van de componist.

Al die aanwijzingen, de toelichting vooraf incluis, moeten de vertolker helpen om de juiste (eerder: door de componist gewenste) Javaanse muzikale sfeer op te roepen. Wat de componist daarbij in gedachten had was uiteraard de gamelan, het traditionele Javaanse (en Balinese) merendeels percussieve ensemble, waarin de piano als percussief instrument zeker paste. Want dat is van oudsher de gamelan, de overkoepelende benaming van de verzameling traditionele Indonesische muziekinstrumenten, afstammend van het Oud-Javaanse 'gamel', wat 'slaan' betekent. Het stelsel is niet gestoeld op de westerse gelijkzwevende stemming maar op een geheel ander systeem, zoals het reeds genoemde microtonale slendro (vijf tonen) en pelog (zeven tonen). De gelaagde ritmiek is - zeker in onze oren - behoorlijk ingewikkeld, menigmaal ook hypnotiserend. De klemtoon ligt niet op individueel gerichte virtuositeit, maar op samenwerken, op collectiviteit.

Pogingen om een dergelijk 'scenario' naar het westerse muzieksysteem te 'vertalen' hoeven, ondanks de niet te overbruggen verschillen tussen beide, niet op een mislukking uit te lopen, mits de componist niet in de verleiding komt om de vele uiteenlopende karakteristieken van de gamelan zo mogelijk onverkort naar het westers systeem over te brengen. Dat heeft Godowsky ook niet gedaan, maar heeft hij zoveel westerse elementen in de meest gecompliceerde vorm eraan toegevoegd dat het is uitgelopen op een nauwelijks nog goed te interpreteren amalgaam. Terwijl componisten als Debussy (Pagodes uit Estampes, 1903, minder uitgesproken ook in L'isle joyeuse, 1904) en Ravel (Laideronnette, impératrice des pagodes uit Ma mère l'Oye, 1910 naast dat fameuze tweede deel uit het Strijkkwartet in F, 1903) helderheid en doorzichtigheid hebben laten prevaleren. Dat heeft de bekoorlijkheid en betovering opgeleverd die in Godowsky's Java Suite grotendeels ontbreekt.

Dat de Java Suite zo weinig is opgenomen verklaart veel. Met die van Borsboom kom ik op niet meer dan vier. De discografie nalopende was de voorlaatste vastlegging die Konstantin Scherbakov (Marco Polo, 2007), de eerste van Esther Budiardjo (Pro Piano, 1999), de tweede van Michael Schäfer (Telos, 2002) en - wonder boven wonder - vrijwel gelijktijdig met het album van Borsboom dat van Gerardo Taube Horowitz (Rocords DK, 2025). Van alle hier genoemde pianisten profiteert Borsboom maar ook de luisteraar van de best denkbare opnamekwaliteit.

Waar hij zich weinig van heeft aangetrokken betreft de door Godowsky voorgeschreven tempi (mét metronooncijfers). Borsbooms is doorgaans aan de te langzame kant, al zegt de totale tijdsduur van deze cd: ruim 65 minuten, op dit punt niet alles. Gerardo Taube Horowitz speelt het zelfs binnen 36 minuten klaar, maar munt vooral uit in jagen en jachten, terwijl de overige 'deelnemers' binnen het grensvlak van een uur bleven. Of Borsboom de opname van Godowsky uit 1935 heeft gekend weet ik niet. Dat de Nederlandse pianist per saldo er niet in is geslaagd om het werk boven zichzelf uit te tillen valt hem overigens niet of nauwelijks te verwijten . In die zin is hij solidair met alle overige vertolkers.

Wel had hij er goed aan gedaan om niet iedere aanwijzing van de componist naar de letter te volgen, al zal dat, zo vermoed ik, slechts weinig verschil hebben uitgemaakt. Wat me dan tot mijn uiteindelijke conclusie brengt: dat de Java Suite een schier onneembare vesting met weinig loon naar werken. Al zal Borsboom daar ongetwijfeld anders over hebben gedacht...

__________________
Wie een poging wil ondernemen om de muziek aan de hand van de partituur te volgen, verwijs ik graag naar de site van Petrucci, die de partituur online beschikbaar heeft gesteld. De strikt heldere opname zal daarbij zeker helpen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links