CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juni 2015

 

Glass: Vioolconcert nr. 2 (The American Four Seasons)

Kantsjeli: Ex Contrario

Umebayashi: Yumeji's Theme

Pärt: Estonian Lullaby

Gidon Kremer (viool), Giedre Dirvanauskaite (cello), Andrei Pushkarev (keyboards), Girls' Choir of Vilnius Choir Singing School Liepaites, Kremerata Baltica o.l.v. Gidon Kremer

DG 479 4817 9 • 78' • (download)

   

Het is duidelijk: de Letse violist Gidon Kremer heeft de beide vioolconcerten van de Amerikaanse componist Philip Glass in het muzikale hart gesloten. Het Eerste vioolconcert uit 1987 nam Kremer zes jaar later op met de Wiener Philharmoniker onder Christoph von Dohnányí (samen met het overigens interessantere Concerto Grosso nr. 5 van Alfred Schnittke), het Tweede, gecomponeerd in de zomer en herfst van 2009, zag onder Kremers handen in - of all places - San José, Costa Rica, in augustus 2013. Dat was niet de eerste uitvoering van het werk, want die had al plaatsgevonden op 9 december 2009 in Toronto, door de violist Robert McDuffie (aan wie het was opgedragen) en het Toronto Symphony Orchestra geleid door Peter Oundjian. De Europese première volgde op 17 april 2010, in Londen, met McDuffie en het London Philharmonic en Marin Alsop als dirigent.

Zoals Brahms voor de technische kanten van zijn vioolconcert te rade ging bij Joseph Joachim, zo consulteerde Glass Robert McDuffie. Er schiet me gelijk die anekdote te binnen van Beethoven als eigenzinnig kunstenaar die zich niets van anderen aantrok, die, vaak tegen de verdrukking in, zijn eigen koers volgde: "Je denkt toch niet dat ik jouw ellendige viool in gedachten heb als de muzen tot mij spreken?" zou hij hebben uitgeroepen tegen een violist die zich had beklaagd over de moeilijkheidsgraad van een van de strijkkwartetten. Maar goed, niet duidelijk is welke effecten die gedachtenuitwisseling tussen Glass en McDuffie precies heeft gehad, al staat wel vast dat het gebruik van synthesizer en klavecimbel uit diens koker kwam en dat de uitvoering van het werk tijdens de première niet geheel spoorde met het concept zoals Glass dat oorspronkelijk voor ogen had gehad. Of de uitvoering door Kremer cum suis wel geheel strookt met de opvatting van Glass kan ik niet beoordelen (de partituur heb ik nog niet mogen ontvangen), maar mijn indruk is wel dat Kremer met zijn Baltische musici zich met huid en haar aan het stuk hebben overgeleverd. Dat lijkt me pure winst te zijn, want hoe beter de uitvoering, des te meer wint het werk aan waarde.

De subtitel van het Tweede vioolconcert, The American Four Seasons, wijst al in een bepaalde richting: in dit geval naar de Vier Jaargetijden (I Quattro Stagioni) van Antonio Vivaldi, zijn (overbekende) vier vioolconcerten die als zodanig op talloze concertprogramma's en cd's gegroepeerd zijn. Het was McDuffie die bij Glass had aangeklopt met het idee een vioolconcert te schrijven dat samen, op een concert, met Vivaldi's I Quattro Stagioni kon worden uitgevoerd. Op dat moment, we schrijven 2002, had Glass echter teveel andere zaken aan zijn hoofd. Het kwam er niet van, maar zeven jaar later begon hij er toch aan en raakte er zo van in de ban, dat hij het in slechts enige koortsachtige maanden voltooide, bijna in de spreekwoordelijke vloek en een zucht. Glass en Vivaldi, in hetzelfde concertprogramma. Dat levert, het is onontkoombaar, een rechtstreekse vergelijking op. Het pleit voor Vivaldi (over wiens muziek Stravinsky de bekende nare opmerking maakte - en daarbij de plank behoorlijk missloeg, maar nomen est nomen- die wereldwijd de aandacht trok en nog steeds te pas en te onpas van stal wordt gehaald) dat die vergelijking in diens voordeel uitpakt, want zijn Vier Jaargetijden getuigt van een inventie die beduidend rijkelijker stroomt dan die in het werk van Glass. Bij Vivaldi is de verbeelding voortdurend aan het woord, bij Glass slechts bij vlagen. Vivaldi slaagde erin de vier seizoenen in al hun soms weerbarstige schoonheid schijnbaar moeiteloos aan elkaar te rijgen, al vooruitlopend op Beethovens bekende uitspraak 'Mehr Ausdruck der Empfindung als Mahlerey', terwijl bij Glass - over verbeelding gesproken - lente, zomer, herfst en winter in geen velden of wegen te bekennen of op zijn best met een lantaarntje te zoeken zijn. De componist maakt zich er nogal gemakkelijk vanaf door te stellen dat eenieder er een eigen invulling aan mag geven. Ja, dank je de koekoek! Oorspronkelijk is wel dat Glass de traditionele cadens in het vioolconcert aan de wilgen heeft gehangen en in plaats daarvan koos voor een aantal intermezzi voor de viool alleen: Proloog, Lied 1, Lied 2 en Lied 3. De overige (vier) delen (zo worden ze ook genoemd: Movement I, II, III en IV) fungeren binnen dit concept als 'echte' vioolconcerten. Dit goed uitgewerkte idee versterkt de structuur van het werk en zorgt bovendien voor de nodige afwisseling. Sterker nog, evenals bij Vivaldi (al zijn het er in dit geval 'slechts' vier) valt het niet moeilijk om de acht delen van dit concert ieder een zelfstandig leven te geven, dus geheel los van elkaar uit te voeren.

Het is verleidelijk om de overdreven aandacht voor de 'minimal music' stroming ietwat te temperen, met een wat meer nuchtere blik te beschouwen en in de marge daarvan een poging te doen waarde en betekenis enigszins bij te schaven. Ik word eerlijk gezegd niet goed van die eindeloos herhaalde bewering dat de minimalistische muziek de kloof overbrugt tussen klassieke en populaire muziek (of, net zo onzinnig, dat minimal de schakel zou vormen tussen de naoorlogse seriële muziek en 'ambient'). Bovendien is er niemand die daarom vraagt. Laat klassieke muziek desnoods maar lekker elitair zijn, in een cultuurlandschap waarin de vervlakking overheerst en popie jopie wordt gehonoreerd met extra subsidie. Voor de vele Einaudi's van deze tijd hoeft er geen wereld meer gewonnen te worden: die ligt gewoon aan hun voeten.

Toch moet worden gezegd dat het 'minimalistische' Tweede vioolconcert van Philip Glass na meerdere luistersessies meer aan overtuigingskracht wint dan er zo op het eerste gehoor in lijkt te schuilen. Dat ligt niet in de laatste plaats aan het spel van Gidon Kremer, die vergeleken met zijn collega McDuffie, op afstand de (veel) betere violist is. Dat blijkt al gelijk uit de reeds genoemde live-opname van de Londense uitvoering in april 2010. Wie tevens de moeite neemt om Glass' Eerste vioolconcert, eerst met Kremer en dan vervolgens met McDuffie, te beluisteren (op Spotify beschikbaar), schrikt zich misschien een hoedje van McDuffie's onbeholpen violistiek, al verloopt het in Houston minder desastreus dan in Londen. Nog even hierover namijmerend is het eigenlijk onbegrijpelijk dat McDuffie voor deze klus überhaupt werd ingehuurd en dat eerst dirigent Christoph Eschenbach en vervolgens zijn collega Marin Alsop met deze solist hebben ingestemd, al zal het wat het American Four Seasons concert betreft ongetwijfeld te maken hebben gehad met diens betrokkenheid bij het ontstaan van dit stuk. Voor niemand zal het toen echt 'happy hour' zijn geweest.Het mag echter op het conto van McDuffie worden geschreven dat het Tweede vioolconcert er is gekomen. We mogen ons niet minder gelukkig prijzen dat de beide vioolconcerten op het repertoire van Gidon Kremer staan, want een betere pleitbezorger voor deze muziek kan er volgens mij niet worden gevonden. Het is een combinatie die altijd werkt: artistieke overtuigingskracht en een perfecte techniek.

Gia Kantsjeli's Ex Contrario uit 2006, hier in de versie voor viool, cello, keyboards, basgitaar, tape en strijkorkest mist qua fraai vormgegeven, dromerige muzikale poëzie zijn uitwerking niet. Kantsjeli weet bovendien in dit bijna een halfuur durende stuk nieuwe, vaak ook zwevende klankkleuren te creëren die in het verdere verloop allerlei boeiende gedaantewisselingen ondergaan, van de meest uiteenlopende mistige flarden tot kraakheldere cantilenen. En zoals meestal bij Kantsjeli is de muzikale folklore uit zijn geboorteland Georgië nooit ver weg. De resterende twee opvullers zijn van wisselende kwaliteit, maar wat ze met elkaar gemeen hebben is de 'zoete inval'. Met name Yumeji's Theme (uit de in 2000 geproduceerde Frans-Chinese film 'In the mood for love' van de regisseur Wong Kar-Whai) van de Japanse componist Shigern Umebayashi lijkt zo uit de suikerpot te zijn ontsnapt. Het wiegenliedje van Pärt is geënt op een bekend volksliedje uit Estland. Het heeft weinig om het lijf, maar wordt keurig gezongen door de meisjes van het schoolkoor Liepaites uit Vilnius. Het staat er allemaal warmbloedig maar glashelder op.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links