CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2019
|
Peter Gijsbertsen won vorig jaar, hij was toen 35, de prestigieuze Nederlandse Muziekprijs, nadat hij in 2012 op het Internationaal Vocalisten Concours in Den Bosch al furore had gemaakt. Het zal hem ongetwijfeld geen windeieren hebben gelegd, maar toch vond ik het opvallend dat het sinds het IVC vrij lang heeft geduurd alvorens hem dat grotere operarollen opleverde. Zeker, hij toonde zich in de eerste plaats een liedzanger, dat was zijn 'stiel', maar toch had ik hem al veel eerder een belangrijke operarol gegund dan pas in dit seizoen de rol van Tamino in Mozarts Die Zauberflöte bij Opera Zuid. Gijsbertsen is een tenor met duidelijk baritonale trekjes. Ik ben de laatste om te beweren dat dit bezwaarlijk is, want het kan niet of nauwelijks het verschil uitmaken bij de vraag naar een heldere tenor of een lichte bariton. In de liederen van Duparc speelt dat aspect sowieso niet. Daarin gaat het toch - zoals in het liedrepertoire in het algemeen - onverschillig het stemtype, vooral om de tekstverbeelding, er althans vanuit gaande dat het met de stemtechniek dik in orde is. Wat in deze vertolkingen vooral opvalt is dat de voordracht van Gijsbertsen zich miinder richt op dictie. Zo bezien schuift zijn Franse liedstijl meer op in de richting van bijvoorbeeld de Franse bariton Gérard Souzay die, samen met de pianisteJacqueline Bonneau, in soortgelijke liederen de tekstverbeelding laat prevaleren. Ik heb het voordeel nog over een lp te beschikken (London Records 423, mono) die dit al in de eerste maten van 'La Vie Antérieur' (track 15 op de nieuwe cd) laat horen. Ja, Souzay was een bariton, maar zoals al gezegd: het stemtype doet er in dit geval niet toe. Evenals Souzay richt Gijsbertsen zich naar de melodische souplesse van deze liederen (het zijn tenslotte 'mélodies'!), hij trekt zich er als het ware aan op, in plaats van keurig in maat en gelid. Dat desondanks zelfs in de meest expressieve uitbarstingen (men neme 'La Vague Et La Cloche') de verstaanbaarheid goed op peil blijft zegt tevens iets over Gijsbertsens vocalistiek. De Belgische sopraan Liesbeth Devos draagt slechts in twee van de zeventien liederen haar steentje bij (in 'Romance de Mignon ' en 'La Fuite'). Ook zij toont spontaniteit, in een sfeer van 'jeu imaginaire', dat het bescheiden, maar sublieme liedoeuvre van Duparc (hij leed aan een zenuwziekte, vernietigde een deel van zijn werk en schreef na 1885 tot zijn dood in 1933 geen muziek meer) ook nodig heeft: muziek op het breukvlak van romantiek en impressionisme. In het eveneens fraai gezongen duet ('La Fuite') had dit niet duidelijker kunnen worden geëtaleerd. De begeleiding (in dit geval zeker een understatement!) door Jozef de Beenhouwer is over de gehele linie kleurrijk, verhalend en indringend. index |
|