CD-recensie

 

© Aart van der Wal, april 2013

 

 

Donaueschinger Musiktage 2011

Rihm: Séraphin-Symphonie
(voor ensemble en groot orkest) (1993/2011)

Hagen: To Zeitblom
(voor Hardanger-viool en orkest) (2011)

Haddad: Kontra-Gewalt
(voor klarinet en orkest ) (2010)

Saunders: Stasis
(voor 16 solisten op verschillende plekken) (2011)

Mitterer: Little Smile
(voor ensemble en live-elektronica) (2011)

Thomalla: The Brightest Form of Absence (multimedia-compositie voor stem, ensemble, live-elektronica en videoprojectie) (2011)

Ter Schiphorst: Studie zu Figuren/Serie A (voor zeven versterkte stemmen en sample (2009/11)

Dohmen: zirckel/richtscheyt/felscher (voor groot orkest) (2011)

Sarah Maria Sun (sopraan), Gjermund Larsen (Hardanger-viool), Nina Janßen (klarinet), Lars Petter Hagen en Wieland Hoben (spreekstem), Neue Vocalsolisten Stuttgart, Ensemble musikFabrik en Experimentalstudio des SWR o.l.v. Enno Poppe, SWR Sinfonieorchester Baden-Baden und Freiburg o.l.v. Emilio Pomàrico en François-Xavier Roth

Live-opnamen: 14-16 oktober 2011, Donauhallen, Bartók Saal, Strawinsky Saal, Mozart Saal, Donaueschingen (D)

NEOS 11214-16 • 79' + 68' + 72' • (3 sacd's)


Niet zonder trots wordt het op de website (klik hier) vermeld: " Die Donaueschinger Musiktage sind das älteste und traditionsreichste Festival für Neue Musik weltweit. 1921 unter fürstlicher Protektion begründet, steht es auch heute noch für alle neuen experimentellen Formen auf dem Gebiet aktueller Musik und Klangkunst. Hier in Donaueschingen wurde und wird Musikgeschichte geschrieben."

Donaueschingen, Frankfurt en München
Als het de nieuwste muziek betreft zijn er drie Duitse steden aan te wijzen die in de ontwikkeling en verbreiding daarvan van essentieel belang zijn geweest: Darmstadt (de zogenaamde 'Ferienkurse'), München (Musica Viva) en Donaueschingen in Baden-Württemberg (de oudste van het drietal, al in 1947 door Thomas Mann als centrum voor nieuwe muziek vereeuwigd in zijn roman Doktor Faustus over de lotgevallen van de componist Adrian Leverkühn).

Al vanaf het prille begin stonden de in 1921 opgerichte 'Donaueschinger Musiktage' in een goed gesternte dankzij de ruime financiële middelen die de in het plaatselijke barokke slot zetelende vorsten van Fürstenberg daarvoor ter beschikking stelden. Vorsten dus die geïnteresseerd waren in de nieuwste muziek, zoals dat eens gold voor bijvoorbeeld de Esterházy's in het Oostenrijkse Eisenstadt: we zouden waarschijnlijk nooit en te nimmer zoveel prachtige muziek van Joseph Haydn hebben gehad als de vorsten financieel en cultureel niet goed voor hem hadden gezorgd; en had ook Bachs levensloop er bepaald anders uitgezien zonder hertogen en andere notabelen, wat trouwens voor Beethoven niet minder gold.

Bruggen slaan
Geld biedt weliswaar een belangrijke toegangspoort naar de culturele ontwikkeling (we kunnen erover meepraten, sinds de vanuit Den Haag aangestuurde bezuinigingen de kunstsector danig mangelen), maar zonder een gedreven initiator en organisator, iemand met visie en een ijzeren wil, komt een festival niet van de grond; en sowieso al geen festival dat qua belang en werkingssfeer ver uitsteekt boven het locale of regionale belang. Zo had de Musica Viva zich nooit zo kunnen ontwikkelen, laat staan van de grond gekomen, zonder de componist Karl Amadeus Hartmann. En evenals in München bracht het festival in Donaueschingen in de eerste jaren eigentijdse kamermuziek, waaronder premières van werken van de Tweede Weense School, een evenement dat eveneens door een componist in goede banen werd geleid: Paul Hindemith. Maar er is nog een belangrijke parallel aan te wijzen: de schaalvergroting die ontstond nadat een omroeporkest zich aan Donaueschingen had gecommitteerd: dankzij het orkest van de Südwestfunk (in München het Beiers omroeporkest) konden nu ook zowel grote als kleine orkestwerken en concerten op het programma worden gezet, wat grote positieve gevolgen had voor aantrekkingskracht van het festival, zowel van de kant van de componisten als van het publiek. En evenals in München werden er bruggen geslagen tussen de 'klassieke modernen' (componisten die als arrivé werden beschouwd) en de 'nieuwe garde'. Geen wonder dus dat de festivalprogramma's een grote verscheidenheid boden: Hindemith, Stravinsky en Schönberg broederlijk naast Xenakis, Stockhausen, Boulez, Nono, later ook bijvoorbeeld Penderecki, Rihm en Ligeti. In Donaueschingen werd net zo goed nieuwe-muziekgeschiedenis geschreven als in München en Frankfurt.

Voortrekkersrol
Het kwam al ter sprake: de Südwestfunk, die vanuit Baden-Baden ook het gebied rond Donaueschingen bestreek en in april 1950 bereid was om de artistieke verantwoording voor het festival op zich te nemen. Dat gaf in twee richtingen de noodzakelijke stabiliteit: het festival was vanaf dat moment niet meer afhankelijk van de inzet van een persoon (dat was nu immers een instituut geworden) en van een beperkt budget (de Südwestfunk nam als omroep het merendeel van de benodigde fondsen voor zijn rekening), terwijl nu tevens financiële middelen beschikbaar waren voor de jaarlijkse verstrekking van compositieopdrachten, hetgeen componisten de gelegenheid gaf als het ware naar het festival toe te schrijven. Dat de intensieve betrokkenheid van het omroeporkest een verschuiving betekende van de kamer- naar de orkestmuziek laat zich raden. Voor menige componist pakte het uit als pure luxe: een groot orkestwerk schrijven met de zekerheid dat het zou worden uitgevoerd, en er dan ook nog keurig voor worden betaald. De synergie was evident: er werd vanuit twee verschillende disciplines aan de verspreiding van nieuwe muziek gewerkt: vanuit het festival en vanuit de omroeporganisatie.

Compromisloos
Dat in festivals die zich concentreren op nieuw(st)e muziek de grenzen worden opgezocht spreekt bijna als vanzelf. Daar wordt immers de nodige ruimte voor gemaakt, opdat elektronische muziek (of een combinatie van elektronica en live-muziek) evengoed kansen krijgt als aleatorische werken en visueel-auditieve experimenten, waaronder muziekfilms, hoorspelen, multimedia en allerlei uiteenlopende klankinstallaties, soms zelfs uitmondend in iets wat op een werkplaats van kunstenaars lijkt, met een publiek dat meekijkt en meebeleeft. In conceptueel opzicht zijn er wat betreft nooit beperkingen geweest, zoals er ook nooit een gebrek aan specifieke thema's is geweest, waaronder 'Muziek en Taal' en 'Poëzie van de Abstractie'. Dat multimediakunstenaars als Mauricio Kagel en Heiner Goebbels er zich als een vis in het water voelden ligt voor de hand.

Er is geen grotere kloof denkbaar dan tussen de programmering binnen de traditionele kaders van het reguliere muziekbedrijf en de festivals voor nieuwe muziek. Dat heeft tegelijkertijd iets tragisch, want oude en nieuwe muziek laat zich niet (meer) goed mengen door een volslagen gebrek aan creatief programmeren, een ernstige tekortkoming die vroeg of laat de symfonieorkesten. zal gaan opbreken. De festivals voor uitsluitend nieuwe muziek hoeven zich evenmin alvast rijk te rekenen, want daar doet zich - als straks de subsidiegelden opdrogen en het publiek merendeels wegblijft - een soortgelijk probleem voor: voor twee verschillende werelden, de 'klassieke' en de 'eigentijdse', door de decennia heen van elkaar vervreemd, worden geconfronteerd met instortingsgevaar.

Donaueschingen 2011
Het had in 2011 wel iets weg van een feestje: Donaueschingen dat negentig jaar de Nieuwe Muziek onderdak had geboden. Dat feestje kreeg nog extra cachet met de komst van de nieuwe chef-dirigent van het SWR Sinfonieorchester Baden-Baden und Freiburg, François-Xavier Roth. En om het helemaal compleet te maken was daar als 'Ensemble in Residence' de musikFabrik uit Keulen, had Rebecca Saunders (Londen, 1967) een stuk ter inwijding van de nieuwe Strawinsky Saal in de Donauhallen geschreven: het zo'n driekwartier durende 'Statis, for 16 soloists in several spaces' (een van de werken uit deze set van 3 sacd's, uitgevoerd op 15 oktober). De opdracht kwam van de SWR, de Kunststiftung NRW en het Ensemble musikFabrik.

Hoewel Wolfgang Rihms 'Séraphin-Symphonie' tijdens het festival de meeste aandacht naar zich toe had getrokken (de verwachtingen waren inderdaad zeer hoog gespannen), konden er in dat jaar toch relatief veel vrouwelijke componisten zich met hun werk presenteren: Claudia Brieske, Christina Kubisch, Clara Maida, Sarah Nemtsov, Iris ter Schiphorst, Jennifer Walshe en de reeds genoemde Rebecca Saunders. De heren waren eveneens uitstekend vertegenwoordigd met Pierluigi Billone, Jens Brand, Andreas Dohmen, Saed Haddad, Lars Petter Hagen, Jonathan Harvey, Wolfgang Mitterer, Wolfgang Rihm, François Sarhan, Erwin Stache en Hans Thomalla.

Als we de persberichten mogen geloven (en waarom zouden we niet) was er zowel sprake van een 'Fest der Stimmen' als van 'neue Präsentationsformen', met in de voorste rijen de Franse componist en 'performer' François Sarhan, die evenals Heiner Goebbels goed thuis is in het domein van de 'Installation Oper', maar wiens werk zich daardoor niet echt leent voor vastlegging op cd.

De voorliggende 3 sacd-set in de reeks Donaueschinger Musiktage biedt een representatief beeld van het in 2011 gehouden festival, dus laat u verrassen en bedenk daarbij dan dat u deze muziek waarschijnlijk nooit en te nimmer in onze vaderlandse concertzalen zult horen; of misschien bij hoge uitzondering her en der in de ZaterdagMatinee. Wat zeker ook voor deze NEOS-uitgave pleit is de uitgebreide documentatie en de indrukwekkende opnamekwaliteit. Niet dralen, kopen!

________________________

PS: In het boekje is in de tracklisting van sacd nr. 3 een fout geslopen: er is geen sprake van 14, maar van 13 tracks, waarbij track 13 in feite track 12 en track 14 dus track 13 is. Voor de sacd zelf maakt het uiteraard niets uit. Het is het enige smetje op deze voortreffelijke productie.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links