CD-recensie

 

© Aart van der Wal, april 2005

 

Dvorák: Pianotrio nr. 4 in e, op. 90 (Dumky).

Novák: Pianotrio op. 27 'quasi una ballata'.

Suk: Elegie voor pianotrio op. 23.

Devich Trio (Hanna Devich [piano], Sarah Oates [viool], Jasper Havelaar [cello]).

Fineline FL 72402 • 57' •


In de lente van 2003 ontmoette de Hongaarse pianiste Hanna Devich twee leden van het Residentie Orkest, de Zuid-Afrikaanse violiste Sarah Oates en de Nederlandse cellist Jasper Havelaar. Gedrieën hadden zij al veel ervaring opgedaan op het gebied van de kamermuziek en al snel groeide het plan om een pianotrio op te richten. Het uitgangspunt daarbij was een professionele opzet en dat betekende naast de onvermijdelijke organisatorische beslommeringen dat er hard en veel gestudeerd moest worden. Inmiddels reikt het repertoire van het Devich Trio van Joseph Haydn tot diep in de twintigste eeuw en breidt het aantal concerten zich snel uit, tot over onze landsgrenzen heen, in onder andere Duitsland, Frankrijk en straks ook Zuid-Afrika.

We mogen met recht spreken van een nieuw Nederlands pianotrio want alledrie zijn ze in ons land gevestigd en werd het ensemble hier ook opgericht. In februari was het Devich Trio op Radio 4 te horen, in het AVRO-programma 'Vers op Vier'. De hier besproken cd viel toen dusdanig bij het publiek in de smaak dat de luisteraars hem tot tweemaal toe in de volgende uitzending terughaalden.

Het vereist zeker durf om je als nieuwkomers met Dvoráks Dumky Trio te profileren, want hebben we niet reeds zeer fraaie vertolkingen van het werk op cd? Denkt u maar aan het Florestan Trio (Hyperion), het Barcelona Trio (Harmonia Mundi), het Borodin Trio (Chandos) en - net niet in de topcategorie - het Beaux Arts Trio (Philips).

Het Devich Trio plaatst zich met hun vertolking naar mijn smaak gelijk in de hoge regionen, want naast het gepolijste ensemblespel en vlekkeloze intonatie horen we hier Slavische weemoed, hartstocht, dramatische intensiteit, expressieve lyriek in fraai getrokken spanningsbogen met de plotselinge wisselingen van mineur naar majeur, maar ook met grote ritmische precisie (allegretto scherzando!). Het geheel mondt uit in een aanstekelijke, soms zelfs opzwepende spontaniteit en vitaliteit die het werk voortdurend onderdompelt in de levendige, bruisende en borrelende frisheid, zoals de componist dit voor ogen moet hebben gehad. Want Dvorák zocht het in het trio in e-klein niet in een hechte structuur, maar benadrukte hij juist het rapsodische karakter, wat ook in de titel van het werk eigenlijk al besloten ligt: het Tsjechische 'dumka' betekent zoiets als overdenking, overpeinzing, beschouwing, een vrijbrief bijna voor een fantasierijke gedachtestroom waarbij de structuur een ondergeschikte rol speelt. De zeer succesvolle première vond plaats in Praag in april 1891, twee maanden na de voltooiing, met de componist zelf aan de piano.

De keuze voor het prachtige trio op. 27 (met de titel 'quasi een ballade') van Novák (1870-1949) is een bijzonder gelukkige want Novák studeerde bij Dvorák aan het Praagse conservatorium en evenals zijn grote leermeester richtte hij zich mede op de Boheemse en Moravische volksmuziek als inspiratiebron, al waart in het trio ook duidelijk de 'geest van Brahms' rond - wat we overigens ook kennen van Dvoráks Zevende symfonie in d. Toch is het een oorspronkelijk werk van grote diepgang en het rapsodische karakter ervan wordt door het Devich Trio in een gepassioneerde, maar fraai afgewogen lezing duidelijk onderstreept. 

De elegie op. 23 van Suk, gecomponeerd in 1902,  past hierbij als een handschoen. Oorspronkelijk geconcipieerd voor viool, cello, harmonium, harp en strijkkwartet maakte Suk een bewerking voor pianotrio, een mengeling van lyriek en noodlot, een hommage aan de dichter Julius Zeyer wiens dood hem zeer had aangegrepen. Het noodlot zou Suk enige jaren later, in 1905, in zijn greep krijgen toen een jaar na de dood van haar vader, de componist Antonín Dvorák, Ottylka Dvorák overleed, de echtgenote van Suk. Hij kwam die klap niet meer te boven.

Het nog geen zes minuten durende stuk wordt door het Devich Trio liefdevol omarmt in een ronduit betoverende en bevlogen vertolking waarin ook de dreigende atmosfeer door fijnzinnige kleurverschuivingen bijzonder reliëf krijgt.

De door Jochem Geene in de Van Schuppen studio gemaakte opname is proportioneel zeer goed geslaagd, met een bovenal warme maar altijd heldere en evenwichtige strijkers- en vleugelklank. Sarah Oats bespeelt een Gennaro Gagliano viool uit 1758, Jasper Havelaar een cello van Bernard Zanders (2002) en Hanna Devich speelt zo te horen op een Steinway.

De slotconclusie is daarmee dus eenvoudig: een regelrechte aanrader, deze cd!

Zie ook de website van het Devich Trio: www.devichtrio.com


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links