![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2011
|
||||||
Dessau: In memoriam Bertolt Brecht (1957) - Symfonie nr. 2 (1934/62) - Danse et chanson (1937) - Examen et poème de Verlaine (1938) - Les Voix (1939) - Sinfonie in einem Satz (1926) Ksenija Lukic (sopraan), Manuela Bress (mezzosopraan), Holger Groschopp (piano), Deutsches Symphonie-Orchester Berlin o.l.v. Roger Epple Capriccio 5019 • 70' •
Dat Capriccio deze stukken van de Duitse componist Paul Dessau (1894-1979) op cd heeft laten zetten is een daad van belang, want zijn muziek prijkt al jaren op geen enkel concertprogramma; en niet alleen bij ons. Nog treuriger is misschien dat in de meeste muziekhandboeken Dessau wordt afgeschilderd als een randfiguur of dat zijn naam daarin niet eens voorkomt. Vergeten is dat hij de belangrijkste componist van de DDR was wiens werk ook voor andere componisten van grote betekenis is geweest. Mogelijk houdt die zo langzamerhand chronische onbekendheid ook verband met het aanzien dat Dessau in het voormalige Oostblokland genoot en waarbij tevens het gebrek aan literatuur over Dessau een rol kan hebben gespeeld: de drie belangrijkste boeken die over hem zijn verschenen waren van de hand van Fritz Hennenberg en werden alleen uitgegeven in de DDR: 'Dessau-Brecht. Musikalische Arbeiten (Berlijn 1963), 'Paul Dessau. Eine Biographie' (Leipzig 1965) en 'Paul Dessau für Sie porträtiert' (Leipzig 1974).
Dessau stond ook in de praktijk heel dicht bij de muziek. Dat moet al heel vroeg zijn begonnen, want hij was nog maar nauwelijks elf jaar toen hij - gestimuleerd door zijn opa, een bekend voorzanger in de plaatselijke synagoge - al met zijn kleine viool publieke optredens in zijn geboortestad Hamburg gaf. Maar niet uit iedere jonge, veelbelovende violist groeit een Heifetz. Vijf jaar later liet hij zich inschrijven op het Berlijnse Klindworth-Scharwenka conservatorium, maar hij kreeg al spoedig het advies om zijn viool aan de wilgen te hangen: zijn docent zag te weinig talent in Dessau. Het besluit om dan maar dirigent te worden was snel genomen. Dat pakte uiteindelijk goed uit, want nog maar net vierentwintig volgde al zijn benoeming als dirigent van de Kammerspiele in Hamburg, voor welk ensemble hij ook ging componeren. Misschien dat we nu daarover de wenkbrauwen fronsen, maar vanaf de jaren dertig geloofden links georiënteerde kunstenaars in de gedachte dat de kunst goed bruikbaar was om het volk tot politieke actie te bewegen. Kunst hoorde niet op een een elitair platform thuis, maar moest vooral dienstbaar zijn aan het volk en deel uitmaken van de sociale beweging, van de arbeidersklasse. Die stroming kende veel aanhangers, waaronder Dessau, Hanns Eisler (die eveneens naar Hollywood was uitgeweken en filmmuziek schreef) en Kurt Weill (die in 1935 naar New York was uitgeweken, waar intussen ook Brecht was gaan wonen). Zoals zovele componisten achter het IJzeren Gordijn schreef Dessau muziek met een dubbele pen: hij schreef zowel de stukken die de partijleiding het liefste hoorde als de muziek die hijzelf bij voorkeur componeerde: muziek die door de partijleiding rigoureus werd afgewezen en gerangschikt werd onder 'decadentie' en 'formalisme'. Dessau's 'radicalisering' bleef evenwel zonder consequenties: naarmate zijn werk in het buitenland meer en meer werd gewaardeerd nam de druk van de partij op hem af en bleef vervolging uit. Zijn toenemende populariteit buiten het Oostblok stelde hem bovendien in staat om meer te doen voor zijn collega's die eveneens van 'formalisme' werden beschuldigd, maar die een internationale 'status' moesten ontberen en dientengevolge veel minder in de melk te brokkelen hadden. De zes werken op deze cd zijn zeker representatief voor Dessau's componeren, maar Capriccio had er verstandiger aan gedaan om de trackindeling zo in te richten dat de vroege(re) composities het eerst aan bod komen en niet, zoals nu het geval is, het laatst. We missen daardoor het chronologische overzicht van Dessau's compositorische ontwikkeling: we luisteren met de 'verkeerde' oren. Niet toevallig zijn de laatste werken tevens de moeilijkste en wordt aldus de luisteraar de gelegenheid ontnomen om 'erin te groeien', want vergeleken met het dodecafonische 'In memoriam Bertolt Brecht' is de 'Sinfonie in einem Satz' (de titel dekt de lading overigens niet, want er is wel degelijk sprake van een vierdelige opzet, al lopen de delen dan in elkaar over) bijna gemoedelijk te noemen. Goede vertolkingen en een prima opname (Haus des Rundfunks, Berlijn, 2004 en 2008) staan een brede kijk op deze stukken van Paul Dessau zeker niet in de weg. index | ||||||