CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2013
|
Denisov: Symphonie de Chambre nr. 1 (1982) - nr. 2 (1994) - Au plus haut des cieux (cyclus voor sopraan en kamerorkest) (1987) Denisova: Vijf romances op teksten van Anna Achmatova (voor sopraan en ensemble), georkestreerd door Edison Denisov Brigitte Peyré (sopraan), Ensemble Orchestral Contemporain o.l.v. Daniel Kawka Harmonia Mundi HMC 905268 • 65' • Opname: november 2011, Conservatoire National Supérieur de Musique en de Danse, Salle Varèse, Lyon Nog in 1979, tijdens het Zesde Congres van de Communistische Partij in Moskou, werden niet minder dan zeven componisten in de ban gedaan: Sofia Goebaidoelina, Viatsjelav Artijomov, Dmitri Smirnov, Aleksandr Knajfel, Elena Firsova, Viktor Soeslin en...Edison Denisov. Hun muziek werd bestempeld als 'luidruchtige rommel' in plaats van 'muzikaal vernieuwend.' Merkwaardig dat Alfred Schnittke buiten schot bleef, want hij maakte met Goebaidoelina en Denisov deel uit van de bekende Moskouse troika van de Sovjet-avant-garde. Hoewel, met de apparatsjiki en rond het Kremlin wist je het toch maar nooit. Alle drie zouden zich uiteindelijk in het buitenland vestigen: Denisov in Frankrijk, Goebaidoelina en Schnittke in Duitsland. Edison Vasiljevitsj Denisov (1929-1996) behoorde met Alfred Schnittke (1934-1998) tot de componisten die gekozen hadden voor het non-conformisme als 'reactionair antwoord' op de op alle denkbare fronten aan banden gelegde culturele creativiteit in de toenmalige Sovjet-Unie. Zo overheersten in Denisovs muziek typisch wiskundige 'formules', hij verbond de door Arnold Schönberg (1874-1951) ontwikkelde twaalftoonstechniek met zeer ingewikkelde metrische structuren en hij liet zich inspireren door de pure 'mathematische schoonheid' zoals hij die bij Bach en Webern aantrof. Ook de natuur in haar vele verschijningsvormen had op Denisov grote invloed. Hij zei er zelf van dat de natuur hem meer gaf dan "zinloze lagen van fossiel academisme." Het was het soort avant-gardisme dat de beoefenaars in het Sovjet-tijdperk niet veel anders bracht dan een kommervol bestaan. Wie kon nog ademhalen in die alles verstikkende rook?
'In het zicht van de nacht ben ik eenzaam en machteloos,' zo valt in een notitieboekje van Denisov te lezen. Het zegt ook iets over het spirituele karakter van deze drie stukken waarvan Au plus haut des cieux ('In de hoogste hemelen de engelen, wier stemmen ik hoor en die mij verheffen') uit 1987 zonder overdrijving zelfs tot de categorie bekentenismuziek mag worden gerekend. Denisov schreef het stuk in opdracht van het fameuze Parijse InterContemporain ensemble in het kader van zijn tienjarig bestaan. De gedichten zijn afkomstig uit Expérience intérieure, de 'innerlijke ervaring' (1943) van de Franse filosoof, dichter, essayist en romancier Georges Bataille (1897-1962), die - evenals Denisov - de dood en spiritualiteit een centrale plaats in zijn surrealistische werk toekende. Daardoor mist het merendeel van het werk van Denisov het levensoptimisme dat het voor menigeen in zekere zin ongenietbaar maakt, een lot dat Denisovs muziek deelt met die van Schnittke (die hoogstens een holle lach of een grimas in zijn collages opriep). Denisov: "Uit sommige van mijn werken vloeit echt het bloed, want het is mijn pijn en het zijn mijn open, niet genezen wonden." Pijnlijke, maar géén nihilistische muziek, en universeel genoeg om haar tijdloos te maken. Tussen de beide 'kamersymfonieën' zit een tijdspanne van twaalf jaar. Het eerste werk is - bij hoge uitzondering - vrij licht van toon gehouden, maar wel door en door atonaal, met slechts incidenteel enige tonale akkoorden. De lichtheid wordt onderstreept door de veelvuldig gehanteerde aanduiding 'leggiero dolcissimo', en de aan de twaalf instrumentalisten toegedichte solorol (zelfs in de tutti overheerst het solerende karakter). De tweede en tevens laatste kamersymfonie dateert uit Denisovs laatste periode, geschreven in 1994, twee jaar voor zijn dood. Het diep gelaagde, romantisch getinte stuk is doortrokken van de somberte die ook in Au plus haut des cieux zo domineert, de heftige uitwerking duidt op een onafwendbare catastrofe. En alsof de componist daarmee de goden verzocht: op weg naar de eerste repetitie ontkwam hij ternauwernood aan een ernstig auto-ongeluk. De Vijf romances die Ekaterina Kouprovskaja Denisova componeerde op teksten van Anna Achmatova zijn - zeker vergeleken met het werk van haar man - traditioneel getoonzet: de muziek die zij bij deze intense maar snel vervlogen liefdesgeschiedenis schreef, past naadloos bij de laatromantische traditie van een Richard Strauss en - wat de onrustige chromatiek betreft - bij Richard Wagners Tristan und Isolde. In tegenstelling tot Gustav Mahler, die zijn Alma het componeren zelfs verbood, stimuleerde Denisov zijn Ekaterina Kouprovskaja juist om te blijven componeren. Hij verraste haar in 1994 met zijn bewerking van haar Achtamova-cyclus die zij in 1988 oorspronkelijk had geschreven voor sopraan en piano, nu door Edison geïnstrumenteerd voor strijk- en blaaskwartet, aangevuld met hoorn en harp. Dit is geen gemakkelijke muziek, soms vraagt zij, nee smeekt zij zelfs om veroverd te worden, maar deze geweldige instrumentalisten onder leiding van de bevlogen Daniel Kawka zijn mét de sopraan Brigitte Peyré n dit stadium hoorbaar allang voorbij, zo diep inkervend zijn hun vertolkingen, alsof ze boven deze weerbarstige materie staan; wat ik mij bij al deze complexiteit toch eigenlijk niet of nauwelijks kan voorstellen. Ik kan slechts enigszins bevroeden wat daarvoor nodig is geweest. Dan is er de prachtige opname die een waardig sluitstuk vormt voor deze buitengewoon indrukwekkende hommage aan de beide Denisovs. index |