CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2023

Debussy/Holloway: C’est l’extase: ten settings of Paul Verlaine op. 118 (2012)
for soprano and orchestra, arranged, linked, scored with an epilogue by Robin Holloway

Klik hier voor de inhoudsopgave

Debussy: La Mer

Vannina Santoni (sopraan), Orchestre philharmonique de Radio France o.l.v. Mikko Franck
Alpha 981 • 52' •
Opname: sept. 2022, Auditorium de Radio France, Parijs

 

Er valt wat mij betreft werkelijk geen speld tussen te krijgen: de Finse dirigent Mikko Franck (*1979) is een formidabele Debussy-vertolker. Dat geldt niet alleen dit nieuwe album, maar ook wat hij hieraan voorafgaande in dit repertoire en met dit orkest heeft gepresteerd. Ook voor het Franse muzieklabel Alpha Classics is die samenwerking intussen een ‘gouden greep' gebleken. Verantwoordelijk voor het door en door idiomatische karakter van deze muziek: het door Franck geleide Orchestre philharmonique de Radio France. Het is deze combinatie die zoveel muzikale synergie oplevert dat het discours menigmaal zelfs bijna bloedstollend is. Voeg daarbij wat dit album betreft het eveneens formidabele aandeel van de Franse lyrische sopraan Vannina Santoni (*1987), die eveneens al voor menig Debussy-juweel heeft gezorgd, en u begrijpt dat u hiermee een kostelijk, zeg maar gerust betoverend album in handen krijgt (streamen mag uiteraard ook). Al valt er helaas wel een behoorlijke kanttekening maken.

C'est l'extase
Met C'est l'extase op deze cd is namelijk iets bijzonders aan de hand en echt positief kan ik dat niet waarderen. Debussy schreef oorspronkelijk zes ‘mélodies' op teksten van Paul Verlaine, in de periode 1885-87 en herzien in 1903, de zogenaamde Ariettes oubliées, uit te voeren in deze volgorde:C'est l'extase langoureuse', ‘Il pleure dans mon coeur', ‘L'ombre des arbres', ‘Chevaux de bois' en tot slot de beide ‘Aquarelles' (‘Green' en ‘Spleen'). Collega Emanuel Overbeeke stelde in zijn in 2012 verschenen boek Muziek onweerstaanbaar als de zee, Claude Debussy 1862-1918 reeds vast dat deze zes liederen in stilistisch opzicht eerder passen in het volgende decennium dan medio jaren tachtig, toen ze werden gecomponeerd. Ik citeer deels blz. 151:

"Het eerste lied opent met twee voor die tijd revolutionaire frasen, die voldoende waren om bij twee van Debussy's vrouwen het hart volledig op hol te doen slaan. De frase lijkt op de reeks van akkoorden die Debussy in 1889 voorspeelde aan Guiraud, aan wie hij toen vertelde over het plezier als het hoogste muzikale doel: alle akkoorden die erin voorkomen zijn volgens de klassieke muziektheorie dissonanten, maar functioneren dankzij het ritme, melodieverloop, de dynamische voorschriften (gradaties van zacht), het langzame tempo en het harmonische ritme als consonanten. Dit muzikale effect heeft alles te maken met de eerste twee tekstregels. 'C'est l'extase langoureuse'. C'est la fatigue amoureuse''. Zelden was de tekst qua ritme zozeer een eenheid en qua inhoud zozeer een schisma, zelden was de muziek in theorie zo non-conformistisch en in de praktijk zo extatisch en lichtgevend. Het vervolg van de tekst is een uitwerking van de emoties in deze twee zinnen, en dat van de muziek bezit grotendeels een klassieke opbouw van spanning, terwijl de opeenvolgingen van akkoorden soms onklassiek zijn. De eerste twee tekstregels zijn representatief voor de teksten van alle liederen (behalve 'Chevaux de bois'). De overheersende stemming is er een van vermoeidheid, hang naar grote emoties en innerlijke gespletenheid. In de muziek, vooral in de pianopartij, wil Debussy zich ontdoen van de tirannie van de maatstreep, maar het effect is nog niet de soevereine vrijheid zoals hij die zou tonen in zijn liederen na 1900, eerder een boeiend aftasten van mogelijkheden. Na publicatie van de liederen in 1888 onder de titel Ariettes raakten zij in vergetelheid waarna Debussy ze herzag en in 1904 opnieuw publiceerde onder de titel Ariettes oubliées."

Ik heb om twee redenen dit lange citaat ingevoegd. De eerste is omdat het een zeer geslaagde samenvatting betreft van wat deze Ariettes oubliées muzikaal inhouden; de tweede omdat we op deze cd te maken hebben met een daarvan sterk afwijkende versie die dus niet van de componist zelf stamt, maar van de Britse componist, academicus en schrijver Robin Holloway (*1943). Hij gebruikte de zes Ariettes als basis voor zijn in 2012 gemaakte en door hem verder uitgebreide bewerking. Het verzoek kwam van Michael Tilson Thomas en het San Francisco Symphony Orchestra. Niet duidelijk is hoe diens 'opdracht' precies luidde. Het aldus aan C'est l'extase gegeven opusnummer (118) heeft uiteraard niets met het oorspronkelijke werk van Debussy maar met de bewerking van Holloway van doen.

Het is deze bewerking die mij - helaas! - de nodige hoofdbrekens heeft gekost. Hoofdbrekens omdat de vele ingrepen van Holloway de betovering van het origineel linea recta in de waagschaal stellen. Dat begint al met de deels andere aangehouden volgorde van de door Debussy gecomponeerde zes liederen, om deze dan vervolgens aan te vullen met nog eens vier, dus buiten hun oorspronkelijke context vallende, Verlaine-liederen van Debussy, het geheel met elkaar verknoopt door kort gehouden, door Holloway zelf ontworpen orkestrale interludes (alleen incidenteel is ervan afgezien met het oog op het scherpe contrast tussen sommige liederen). Het eveneens toegevoegde slotstuk, 'Epilogue' ('con moto agitato'), is geheel van Holloways hand.

Men kan er eventueel schier eindeloos over discussiëren of Holloways (stevig uitgebreide) arrangement wel of niet recht doet aan Debussy's 'klanktaal' (ik vind dat de Brit daarin behoorlijk ver is gekomen), maar belangrijker vind ik dat de arrangeur ons een symbiose heeft willen voortoveren waarvan het uiteindelijke effect is dat het kind met het badwater wordt weggegooid. Met andere woorden: het goede (d.w.z. Debussy's oorspronkelijke toonzetting van de zes Ariettes oubliées voor zangstem en piano) verdwijnt inhoudelijk deels uit zicht door het slechte, te weten de vier toegevoegde, buiten hun oorspronkelijke context geplaatste Verlaine-liederen, met daarnaast nog die merkwaardige epiloog én met 'on top of' de niet van Debussy stammende orkestbewerking . Wie het hierboven gegeven boekcitaat nog eens aandachtig terugleest, begrijpt meteen waarom sprake is van het 'slechte'; wat uiteraard niets van doen heeft met die vier toegevoegde Verlaine-liederen op zich, maar alles met - ik herhaal het nog maar eens - de ongevoeglijke context waarin Holloway ze heeft geplaatst. Er wordt prachtig gezongen, het orkestspel is niet minder flatteus, maar daarmee houden wat mij betreft de zegeningen toch wel op.

La Mer
Tot slot dan La Mer, de 'trois esquisses symphoniques pour orchestre', voltooid in 1905 en door de componist nogmaals onder handen genomen in 1908/09 (er bestaat tevens een door de componist zelf vervaardigde versie voor twee piano's van).

Is het een impressionistisch werk? De titels van de drie delen doen het wel vermoeden, maar eenduidig is het niet:
1. 'De l'aube à midi sur la mer' - (van de ochtend tot de middag op zee).
2. 'Jeux de vagues' - (spel van de golven).
3. 'Dialogue du vent et de la mer' (dialoog tussen de wind en de zee).

Dat zou je van Beethovens Pastorale (eveneens met niet mis te duiden titels van de vijf delen) eveneens kunnen beweren. 'Mehr Ausdruk der Empfindung als Malerei', voegde de componist er wijselijk aan toe.

In feite is het de uitvoering zelf die er wel of geen antwoord op kan geven. Met andere woorden: het is maar welke invalshoek wordt gekozen. De ene dirigent wil het zus, de ander zo. In het geval van Mikko Franck denk ik eerder aan een uiterst nauwgezette weergave van de verschillende, uiterst fascinerende structuren die het stuk in zich draagt, naast de uiterst geconcentreerde aandacht die is gericht op de kernmotieven, een zo transparant mogelijke stemvoering, de dynamische proportionaliteit Daaruit ontstaat een klankbeeld dat door zijn aard en wezen de veelkleurigheid oproept die in dit werk essentieel is. De excellente spanningsopbouw doet de rest.

De uitvoering doet herinneren aan die van de Berlijners onder Karajan, de (eerste) DG-opname uit 1964, in de fraaie akoestiek van de Jesus-Christus-Kirche in Berlin-Dahlem). Een uitvoering ook die evenzeer de suggestie wekt van een op pure intuïtie gestoelde klankschildering Wat natuurlijk niet zo is, getuige de meesterlijk gedoseerde verhoudingen in alle geledingen op het punt van balans, articulatie, frasering en dynamiek. Zo verloopt het conceptueel ook bij dit Franse radio-orkest.

Onder Franck mag deze La Mer echt bewegen in haar ongrijpbare werking van de magie in dit vloeiende spel van eb en vloed. Orkestraal valt er ook veel te genieten: de sprankelende houtblazers, het fel geprofileerdek koper, de zilveren strijkersklank, het hechte basfundament, de manier ook waarop deze partituur als het ware van binnenuit wordt belicht; met dank aan de fabuleuze opname.

Maar we blijven wel zitten met dat arrangement van Holloway. Het is niet anders. Afzonderlijk beschouwd zie ik de 'verdediging' ervan nog wel voor mij, maar binnen het hier gegeven raamwerk vind ik het misplaatst.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links