CD-recensie

 

© Aart van der Wal, maart 2018

 

Debussy - Songs 4

Debussy: Tragédie - Jane - Rondeau (Fut-il jamais) - Rondel chinois - Le fille aux cheveux de lin - Arabesques - Les papillons - Séguidille - Nuits blanches** - Fantoches - En sourdine - Mandoline - Clair de lune - Pantomime - Flots, palmes, sables*** - Coquetterie posthume - Chanson espagnole* - Apparition - Beau soir - Noël des enfants qui n'ont plus de maisons

Lucy Crowe en Jennifer France (sopraan)*, Christopher Maltman (bariton)**, Lucy Wakeford (harp)***, Malcolm Martineau (piano)
Hyperion CDA68075 • 64' •
Opname: 2013 en 2016, All Saints' Church,East Finchley, Londen

https://www.youtube.com/watch?v=-R5KgMOunMQ

 

Ik durf het best uit te spreken: de Britse sopraan Lucy Crowe is een ideale Debussy-vertolkster. Dat valt onomstotelijk af te meten aan deze vierde uitgave (college Emanuel Overbeeke besprak deel 3) van het voltallige liedoeuvre van deze onnavolgbare componist. Ze excelleert in deze bijzondere, plastisch vormgegeven muziektaal die zo ver afstaat van de Duitse en zelfs Italiaanse vormgeving. Het ligt voor de hand om dat ook logisch te vinden. Immers, het Franse, Duitse en het Italiaanse vocabulaire verschilt enorm van elkaar en natuurlijk heeft dat zijn invloed op de muziek die daarop is geënt. Maar zo eenvoudig ligt het toch niet. Componisten als Bizet, Massenet en Saint-Saëns hadden hun strikt eigen en dus Franse taalidioom nu juist niet uitdrukkelijk geëxploreerd en zich daarentegen de specifieke eigenschappen van het Duitse lied eigen gemaakt. Een ontwikkeling overigens die niet op zichzelf stond: een vergelijkbaar beeld zien we bijvoorbeeld in het negentiende-eeuwse Nederland, waarin de typische eigenschappen van het Nederlandse lied het moest afleggen tegen die van het Duitse en - jawel! - Franse. Voor iedere taal geldt trouwens dat zij een langdurige ontwikkeling heeft doorgemaakt die zich over vele eeuwen heeft uitgestrekt en die zich op meerdere niveaus beweegt: van eenvoudige spreektaal tot verheven stijl, van simpel kinderboek tot hooggestemde literatuur. De eigenschappen van een taal liggen bovendien niet onwrikbaar vast, maar bewegen zij zich in de tijd; hoewel in het ene land sterker dan in het andere. Ook wij kennen die ervaring aan den lijve, en niet in de laatste plaats door de vaak rare bokkensprongen van de Taalunie.

In het negentiende-eeuwse Frankrijk was het Charles Baudelaire (1821-1867) die in 1857 met zijn 'Les fleurs du mal' de taal van het poëtisch proza nieuwe impulsen gaf. Poëzie zonder traditionele amfibrachys, anapest, dactylus, jambe, spondee en trochee en niet meer op rijm, met als belangrijkste uitkomst een voor die tijd ongekende souplesse. Het was tevens een 'nieuwe taal' naar het muzikale hart van Debussy. Hij stond er volledig voor open en kon niet wachten om haar in zijn 'mélodies' onverkort toe te passen. Buigzame taal en net zo buigzame muziek, harmonieus en toch contrastrijk samengesmeed.
Debussy hield meer van ritmisch proza dan van het vers, zo schreef hij in 1895 aan de dichter Pierre Louÿs, die met zijn sensuele poëzie sterk in de belangstelling stond. Voor Debussy moet het een verademing zijn geweest en passend in zijn eigen denkbeelden die ver afstonden van de klassieke rigide vorm. Zij het dat zijn voorkeur eerder uitging naar dichters als Verlaine en Louÿs dan Baudelaire, wat echter eerder te maken had met Debussy's tekstbeleving dan met de afwijkende vorm waarin die teksten waren gegoten. Debussy vond de souplesse in het metrum, in de buigzaamheid van melodie, harmonie, ritmiek, dynamiek en klankkleuren. Het betekende voor hem vrijheid maar niet zonder gebondenheid, want cohesie was en bleef voor hem een van de belangrijkste aspecten van de hogere kunst. Anders dan misschien wel wordt gedacht waren het zijn liederen, waarin de eerste stappen naar vernieuwing werden gezet, pas later gevolgd door wat hij dienaangaande op orkestraal gebied zou presteren, met voorop de Prélude à l'après-midi d'un Faune en de Nocturnes.

Lucy Crowe heeft als vertolkster van Debussy's liedoeuvre een vergelijkbare weg moeten afleggen. Maar de ultieme proef ligt voor ons: ze heeft zich Debussy's unieke vocale stijl geheel eigen gemaakt en de complexiteit ervan overwonnen. Ze toont zich - evenals de pianist Malcolm Martineau - volkomen vertrouwd met Debussy's melismatische stijl en zijn sterk geprononceerde, chromatisch getinte harmonieën. Zij maakt waar wat de componist eens heeft gezegd: dat de musicus zijn eigen ritmische proza dient te scheppen. Haar techniek is daarbij niet minder volmaakt, met de coloraturen aan het slot van 'Fantoches'(track 11) als een van de vele klinkende bewijzen. Wat echter overheerst is het spel van de in verbeeldingsvolle kleuren gehulde stemmingswisselingen. Zij zijn het die hun diepe voren door dit sublieme recital trekken. De uitstekende, incidentele bijdragen van Christopher Maltman, Jennifer France en Lucy Wakeford brengen een extra afwisselende toets aan in dit toch al gevarieerde programma.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links