CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2017
|
Chopin Late Works luidt de titel van deze nieuwe cd van Deutsche Grammophon. Maar wat is 'late' voor een componist die slechts ruim 39 jaar mocht worden? Alleen de pianist is in dit geval echt 'late', want Maurizio Pollini is in de richting van de sterke(r)en opgeklommen: op 5 januari jl. werd hij 75. Ik heb sinds mijn eerste kennismaking met de vertolkingskunst van deze Italiaanse pianist voor hem een diepe bewondering gekoesterd. Ik herinner me nog levendig hoezeer ik onder de indruk was van zijn Chopin (1810-1849), zoals in het Eerste pianoconcert (met Paul Kletzki als dirigent) en in de Préludes. Zoals ik ook diep werd geraakt door zijn 'late Beethoven': de Pianosonates nr. 28 t/m 32. Staal, graniet, lyriek, het kon allemaal in een ademteug. En dan was er - het lijkt alweer eeuwen geleden - dat onvergetelijke recital in de Grote Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw, dat nog dagen later in mijn hoofd rondzong. Het was eigenlijk te fenomenaal voor woorden, Pollini's spel had 'iets' wat zich niet goed liet beschrijven, waar niet zomaar wat definities voor konden worden bedacht. Pollinische helderheid was er in ieder geval een van. Wat misschien ook iets zegt over wat echt grote kunst is: niet is vaags maar wel mysterieus, wat uit de diepte van de ziel zomaar lijkt te ontstaan om vrijgevochten van de technische materie aan een onuitputtelijke reis te beginnen. Terwijl niemand weet waar die eindigt. Met het klimmen der jaren - en dat gold zowel voor hem als voor mij - werd die bewondering helaas minder. Ik herkende dat echt bijzondere niet meer, er was iets routineus in het spel geslopen, wat er zomaar, bijna ongemerkt op kousenvoeten, was bijgekomen. Terwijl dat er vroeger absoluut niet was. Pollini wist lang geleden te betoveren, zijn uiterst transparante spel bood zoveel ruimte voor echte lyriek, maar ook voor de gelaagde expressieve erupties waarmee dynamische grensgebieden werden verkend, zonder dat hij daarbij zijn nobele toonvorming ook maar een seconde liet varen. Pollini, een grand signeur van de pianistiek. Deze nieuwste opname brengt me niet meer in het huis van de dichter. Ik mis de ritmische souplesse van de 'vroege' Pollini. Niet dat het stijf is, maar de illusie van de improvisatie is naar de achtergrond verdwenen. De techniek is ongeschonden gebleven, maar contemplatieve diepte is ingewisseld tegen een meer elegante maar daardoor ook vlakker speeltrant. Waar zijn die vroeger zo fijnmazig ingekleurde accelerandi en rubati gebleven? Waar de al in de kiem verwachtingsvolle frases en accenten? Merkwaardig genoeg hoor ik in dit recital die vroege Pollini nog wel degelijk terug in de vrije dimensies van de Polonaise-Fantaisie en iets minder maar toch onmiskenbaar in de fraai gewelfde Barcarolle. Het is te weinig. Waar ik wel zonder voorbehoud over te spreken ben is de schitterende opname. index |
|