CD-recensie
© Aart van der Wal, december 2016
|
Soms zien we over het hoofd dat nobele artistieke creaties weliswaar ons dagelijks leven kunnen verheffen, maar dat de scheppers ervan zich wel in hun even dagelijkse levensonderhoud moesten voorzien. Minstens voldoende brood op de plank dus. De componist die zich van zijn publiek of zijn sociale omgeving niet of nauwelijks iets aantrok, wachtte echter onverbiddelijk de bittere armoede. Wie zich in dit aspect van de muziekgeschiedenis verdiept komt ze vanzelf wel tegen: aan de ene kant de handigen die commercieel de juiste publieke snaar wisten te raken, met aan de andere de tobbers die of helemaal geen voet aan de grond kregen, of slechts bij vlagen werden gelauwerd. Daar ergens tussenin bewogen zich degenen die konden rekenen op een redelijk vast honorarium, een legaat of gewoon alleen maar gratis kost en inwoning. Onverenigbaar 'Gevangenisopera's' Niet tegen Beethoven opgewassen Hang naar overbodigheid Cherubini's melodieën zijn fraai, zijn harmonische vondsten vaak interessant en zijn gevoel voor het affect onbetwistbaar. Wat in zijn werk echter steeds weer domineert is zijn hang naar overbodigheid, of - om het wat vriendelijker uit te drukken - zijn beperkte gevoel voor maat. Het adagium dat men in de beperking de meester herkent, kunnen we bij Cherubini gerust schrappen. Cherubini grossierde in de volkomen uitputting van zijn muzikale materiaal. De stap van wijdlopigheid naar langdradigheid is zo snel gezet. Berezina Plantade Plantades vocale capaciteiten werden al op zeer jonge leeftijd opgemerkt. Al op zijn zevende levensjaar mocht hij toetreden tot een van de koorklassen die door het koninklijk hof in Versailles financieel werden gesteund. Lodewijk XV was best genereus: de leerlingen kregen kost en inwoning en werden bovendien in de kleren gestoken (al was het dan meestal een 'uniform'). Speciaal geselecteerde docenten gaven vorm en inhoud aan de muzieklessen, wat tevens inhield dat de leerlingen kennis konden maken met de vele facetten van de dagelijkse muziekpraktijk. Uiteraard werden ze ook in het bespelen van een of meerdere instrumenten bekwaamd. Niet minder belangrijk was het onderwijs in meer algemene zin, waarbij zich de vergelijking opdringt met soortgelijke scholen elders in Europa (zo zou Johann Sebastian Bach in Leipzig het onderwijs aan de Thomasschool naar nieuwe hoogten brengen). Niemand minder dan Christoph Willibald von Gluck koos de jonge Plantade uit om met de Oostenrijkse koningin Marie-Antoinette (ze was toen negen jaar ouder dan Plantade) in haar geboortestad Wenen duetten te zingen. Dat zegt zowel iets over Plantades vocale kwaliteiten als over zijn vertolkingskunst. Het was Marie-Antoinette die door haar huwelijk in 1770 met kroonprins Lodewijk (XVI) kroonprinses en later koningin van Frankrijk werd. Plantade was toen muzikaal al ruim ontwikkeld. Hij had compositie gestudeerd bij Honoré Langlé, cello bij Jean-Louis Duport en klavecimbel bij Nicolas Joseph Hullmandel. En alsof dat nog niet genoeg was ook nog harp bij Francesco Petrini. Twee Requiems Er zijn echter meer overeenkomsten tussen de beide Requiems. Zowel Cherubini als Plantade concipieerde de dodenmis nog in het zicht van het 'Ancien Régime' maar met het oog al gericht op de vroege Romantiek. In het Requiem van Plantade herkennen we duidelijk nog het motetmodel dat wortelt in the esthetische traditie van Lully en Rameau maar dat zijn expressieve energie wel voornamelijk ontleent aan een mengsel van voortvarende Rossini-stijl (Sanctus) en nobele retrospectie (Pie Jesu, Domine). Een min of meer soortgelijk beeld zien we bij Cherubini. Beide componisten beperkten zich tot gemengd koor en orkest. Plantade koos voor mannenstemmen (met de tenoren consequent verdeeld) en slechts een sopraanlijn, Cherubini voor de traditionele s-a-t-b opzet. Om de donkere orkestkleur te benadrukken zag hij - in navolging van Mozart - af van dwarsfluiten. Zowel Cherubini als Plantade moeten het nodige hebben opgestoken van de 'Restauratiestijl' zoals die zich in Engeland had ontwikkeld en naar Frankrijk (maar ook Nederland) was overgewaaid. De stilistische kenmerken ervan moesten, zo vond het Engelse vorstenhuis, toch vooral niet te 'zwaar' zijn. Zo werd Matthew Lockes kroningsmuziek 'Musick for His Majesty's Sackbutts and Cornetts' naar aanleiding van de troonsbestijging van Charles II als ' weinig luchtig' afgeserveerd. Henry Purcell daarentegen toonde zich wel bedreven in het aanwenden van kruisbestuivingen in zijn muziek, waardoor hij al snel uitgroeide tot de belangrijkste componist van zijn generatie. Wie meeboog in de heersende wind had al een niet geringe voorsprong op degenen die zich aan uit de gratie geraakte tradities bleven vasthouden. Beide werken ontlenen hun muzikaal-religieuze identiteit aan de Franse theatrale traditie met de daarmee verbonden sterk evocatieve dynamiek en affect. Het Requiem van Plantade kent zonder twijfel een hoge affectiewaarde maar ook bijzondere instrumentale effecten die zelfs al vooruitliepen op Berlioz (zoals de hoornklacht in het Pie Jesu, zeer gedurfd op een open chromatische noot). Maar ook het Requiem van Cherubini biedt veel schoonheid, onder meer door de bijzonder fraai uitgewerkte koorpartijen ende alom presente maar onafhankelijk gehouden inventieve fagot- en altvioolpartijen. Het is geen muziek om zomaar achteloos aan voorbij te lopen. In deze 'authentieke' uitvoeringen door het Concert Spirituel onder Hervé Niquet zijn de rollen tot in de puntjes verdeeld. Er is glans en religieus getinte passie, de verschillende ensembles bewegen zich soepel en met grote betrokkenheid door deze prachtig vormgegeven partituren. Er is sprake van uitstekend passende grootschaligheid die een stijlvolle en homogene verklanking geen moment in de weg staat. Dit is kort samengevat wat een topensemble vermag: zich van hoogtepunt naar hoogtepunt bewegen zonder een zweem van aarzeling of onzekerheid. Alleen zo wordt het diep indringende karakter van deze muziek volkomen recht gedaan. De in de koninklijke kapel van het kasteel van Versailles gemaakte opname laat werkelijk geen wens onvervuld. Het lijkt niet overdreven dat we hier toch wel te maken hebben met een definitieve uitvoering van deze beide Requiems. index |
|