CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2010

 

 

Cerha: Spiegel I - II - III - IV - V - VI- VII - Monumentum - Momente.

SWR-Sinfonieorchester Baden-Baden und Freiburg o.l.v. Sylvain Cambreling (Spiegel); ORF Radio Symphonieorchester Wien o.l.v. Dennis Russell Davies (Monumentum) en Friedrich Cerha (Momente).

Kairos 0013002KAI • 65' + 67' • (2 cd's)

www.kairos-music.com


Friedrich Cerha (Wenen, 1926), de 'musicus doctus', groeide muzikaal op tussen de twaalftoonsreeksen van Arnold Schönberg en de romantische evocaties van Franz Schmidt, twee stromingen die elkaar bij tijd en wijle bijna naar het leven stonden. Het twintigste-eeuwse muziekleven in de Oostenrijkse hoofdstad wordt weleens smalend afgedaan als traditioneel, conventioneel, waarbij alleen de Tweede Weense School - en daaraan voorafgaand de Weense Secession, de Vereinigung bildender Künstler Oesterreichs - als vernieuwend wordt bestempeld, maar dan wordt vergeten dat in Wenen zowel in de opera als de concertzalen de avant-garde wel degelijk oprukte, met soms bizarre tegenstellingen tussen de E-Musik en de popmuziek.

Cerha had de pech dat hij zijn jonge jaren door de Anschluss en de daarop volgende Tweede Wereldoorlog verloor. Als 27-jarige componist wachtte hem in 1943 de Wehrmacht, raakte hij betrokken bij het verzet, maar wist uiteindelijk toch zonder kleerscheuren uit de oorlog te komen.

Misschien is - buiten het componeren - wel zijn belangrijkste 'wapenfeit' de oprichting (met Kurt Schwertsik) in 1958 van die reihe, een ensemble dat zich uitsluitend met nieuw(ste) muziek bezighield en waarover hij tot 1983 de scepter zwaaide. Als componist trok hij grote internationale belangstelling met zijn opera's Baal (1980, op teksten van Brecht) en Der Rattenfänger (1986, op teksten van Zuckmayer). Dan was er nog zijn monumentale, zevendelige orkestwerk Spiegel (het duurt alles bijeen genomen bijna anderhalf uur, maar de zeven delen kunnen desgewenst los van elkaar worden uitgevoerd) dat onder meer zijn vaardigheden als originele orkestrator bevestigde. Maar misschien was het zijn reconstructie van de door Alban Berg (hij werd sterk door hem beïnvloed) onvoltooid achtergelaten, derde akte van Lulu die hem de grootste bekendheid bracht. Hoewel in bepaalde kringen niet onomstreden is het toch die voltooide versie die vaak wordt uitgevoerd.

Voor Cerha waren de beide jaren 1959 en 1960 naar eigen zeggen beslissend voor zijn compositorische ontwikkeling. In 1959 ontstonden de drie Mouvements, drie 'toestandstudies' over volkomen tegenstrijdige klankstructuren voor kamerorkest. Het was voor het eerst in Cerha's oeuvre, waarin tot dan niet alleen melodie, harmonie en ritmiek, maar ook de seriële ordening in de meest strikte zin centraal stonden, dat de componist afscheid nam van die gebondenheid en zich op vrije 'klankwerelden' stortte. Het was gedaan met de traditioneel gebonden klankformules. Een koortsachtige periode brak aan, waarin Cerha zijn experimenteerdrift de vrije teugel liet. Na Mouvements I-II-III kwam in datzelfde jaar Fasce, twee jaar later gevolgd door de zeven Spiegel-stukken.

Met Mouvements en Spiegel heeft Cerha willen 'bewijzen' dat hij een zekere toestand vanuit compositietechnisch oogpunt volledig kon beheersen. De ontwikkeling verloopt volledig lineair. Eerst is er de (gegeven) impuls. Alles dat daarna gebeurt is onlosmakelijk met die impuls verbonden. Cerha's 'Gestaltung' wordt, naarmate Spiegel vordert, voortdurend ingewikkelder, de opeenvolging van de toonhoogte wordt bepaald door het verloop van de verschillende curven. Soms heeft de toehoorder nog enigszins houvast dankzij de manier waarop Cerha de octaven verdeeld, maar de 'Tonräume' worden door de veelvuldig toegepaste micro-intervallen eerder 'Tonereignisse', toongebeurtenissen op basis van voortdurende veranderingen. Inhaal- en passeereffecten markeren het tijdelement even nadrukkelijk als de door Cerha geraffineerd toegepaste vergrotingen en verkleiningen die in compositorisch, dus technisch opzicht raakvlakken vertonen met een soortgelijk aspect van Beethovens componeertechniek. Als Cerha's idioom niet zo wezensvreemd zou zijn geweest, zou de luisteraar het in die zin zelfs kunnen herkennen. Maar wat compositorisch (over)duidelijk is, blijft perceptief verborgen. Het creatieve procedé en de onstuitbare kracht van Spiegel, Monumentum (opgedragen aan de beeldhouwer Karl Pranti) en Momente vragen om uiterste concentratie van de musici. Van de luisteraar wordt verwacht dat hij bereid is om in deze stukken voldoende tijd en moeite te investeren. Wie dat doet, wordt beloond. Cerha's impulsieve dramatiek, zijn voortdurende, vaak vertraagde gemoedsbewegingen (zo genoemd door György Kurtág) lijken af te rekenen met de tijdfactor, alsof deze klankvelden zich in een continuüm bewegen.

Toen, bijna een halve eeuw geleden, was dit zonder meer revolutionaire, nog niet eerder gehoorde muziek, die de eigen creatieve individualiteit van de componist bijna naar het nulpunt verschoof. Nu menen wij, die gefascineerd zijn door de moderne en eigentijdse muziek, de receptuur te kennen of te herkennen. Het nieuwe en wezensvreemde is ons inmiddels min of meer vertrouwd geworden. Dat is dan een van de belangrijke winstpunten die componisten en musici in de loop van de afgelopen vijftig, zestig jaar op onze culturele deurmat hebben gelegd. Deze belangwekkende en indrukwekkend gedocumenteerde uitgave bewijst het. Dat geldt tevens voor de tot in het kleinste detail geciseleerde uitvoeringen en de kristalheldere opnamen (Bregenz, Werkstattbühne, ORF Funkhaus, Großer Sendesaal, Stefaniensaal en Grazer Musikverein, mei 2001, juli 2006 en oktober 2007).


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links