CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2009 |
||||||||||||||||||||
Cerha: Celloconcert. Schreker: Kammersymphonie in einem Satz. Heinrich Schiff (cello), Radio Kamerorkest o.l.v. Peter Eötvös. ECM New Series 1887 476 309 • 62' •
In 1989 bestelden Heinrich Schiff en het Festival Wien Modern bij Friedrich Cerha (Wenen.1926) een celloconcert, dat door de componist werd afgeleverd onder de titel Phantasiestück in C's Manier (zowel een verwijzing naar de bewondering van Robert Schumann en E.T.A. Hoffmann voor de Franse schilder, tekenaar en graveur Jacques Callot), maar tevens naar Cerha zelf), dat met bijna 11 minuten niet bepaald ruim was uitgevallen. Pas later, in 1996, bouwde Cerha er twee delen omheen, ditmaal in opdracht van de Berliner Festwochen, in welke driedelige vorm het nu op deze cd staat. Cerha heeft daarmee een waar kunststuk geleverd door de beide hoekdelen naadloos met het middendeel te verbinden, waardoor een hecht geconcipieerd, volwaardig Celloconcert ontstond. Callots teken- en graveerkunst lijkt zeker model te hebben gestaan voor het middendeel van dit Celloconcert, dat in zijn thematische, ritmische en harmonische verbindingen tot op microniveau afdaalt en met zijn in de eerste helft uiterst behoedzaam-statische opzet de graveur in herinnering roept die heel langzaam, streepje na streepje, met zijn werk vordert. De beide hoekdelen vormen een getrouwe afspiegeling van Cerha's opvatting dat 'Vielgliedrichkeit und Vielsichtigkeit' een karakteristiek element vormen van zijn componeerwijze in die tijd. Hij zei daarmee geen woord te veel, want het ontbreekt dit stuk bepaald niet aan ideeënrijkdom en instrumentale pluriformiteit, van sopraansaxofoon en orgel tot de bongo's en conga's doorspekt met Papoeaanse ritmiek. De solist staat bovendien voor een zware opgave, want hem wordt geen moment rust gegund, zonder dat zijn rol voortdurend een dankbare is: herhaaldelijk weet hij zich als het ware ingesloten door het kamerensemble, dat hem dan - zoals uit de partituur blijkt - een nogal ondankbare plaats op de achtergrond opdringt. Er is dus zeker geen sprake van een dirigent die geen balans kan maken! Maar in het openingsdeel gaat het geheel anders toe, en moet de cellist een ware veldslag met het orkest leveren, wat alleen een grote virtuoos op dit instrument uiteindelijk kan winnen. Schiff is zo'n virtuoos en hem zal Cerha zeker in gedachten hebben gehad toen hij de overige twee delen componeerde (Für Heinrich Schiff in Freundschaft).
Cerha, de 'musicus doctus', groeide muzikaal op tussen de twaalftoonsreeksen van Arnold Schönberg en de romantische evocaties van Franz Schmidt, twee stromingen die elkaar bij tijd en wijle bijna naar het leven stonden. Het twintigste-eeuwse muziekleven in de Oostenrijkse hoofdstad wordt weleens smalend afgedaan als traditioneel, conventioneel, waarbij alleen de Tweede Weense School - en in het verlengde daarvan de Weense Secession, de Vereinigung bildener Künstler Oesterreichs - als vernieuwend wordt bestempeld, maar dan wordt vergeten dat in Wenen zowel in de opera als de concertzalen de avant-garde wel degelijk oprukte, met soms bizarre tegenstellingen tussen de E-Musik en de popmuziek. Cerha had de pech dat hij zijn jonge jaren door de Anschluss en de daarop volgende Tweede Wereldoorlog verloor. Als 27-jarige componist wachtte hem in 1943 de Wehrmacht, raakte hij betrokken bij het verzet, maar wist uiteindelijk toch zonder kleerscheuren uit de oorlog te komen. Misschien is - buiten het componeren - wel zijn belangrijkste 'wapenfeit' de oprichting (met Kurt Schwertsik) in 1958 van die reihe, een ensemble dat zich uitsluitend met nieuw(ste) muziek bezighield en waarover hij tot 1983 de scepter zwaaide. Als componist trok hij grote internationale belangstelling met zijn opera's Baal (1980, op teksten van Brecht) en Der Rattenfänger (1986, op teksten van Zuckmayer). Dan was er nog zijn monumentale orkestwerk Spiegel dat onder meer zijn vaardigheden als originele orkestrator bevestigde. Maar misschien was het zijn reconstructie van de door Alban Berg (hij werd sterk door hem beïnvloed) onvoltooid achtergelaten, derde akte van Lulu die hem de grootste bekendheid bracht. Hoewel in bepaalde kringen niet onomstreden is het toch die voltooide versie die vaak wordt uitgevoerd. Schreker: Kammersymphonie in einem Satz Franz Schreker (1878-1934) componeerde dit werk in 1916, in het midden van de Eerste Wereldoorlog. Het is tevens het enige werk van Schreker met een duidelijk symfonische inslag. Niet het denken in intervallen staat centraal, maar het spel van klankkleuren en klankstructuren, als volkomen tegenhanger van de 'objectiverende' reeksentechniek van de Schönberg-school. Ook in zijn opera's Die Gezeichneten (1918)en Der Schatzgräber (1920) draait het toch vooral om in klank gevatte zinnelijkheid. De muziekcriticus Paul Bekker zag toen in Schreker de (enige) redder van de danig vastgelopen wagneriaanse droom, maar het zal niemand veel moeite kosten om in de Kammersymphonie in einem Satz zelfs de klankwereld van Richard Strauss te ontdekken.
Dat Schrekers opera's veelvuldig op de programma's van de belangrijkste operahuizen prijkten, sterker nog erom werd gevochten, is nu misschien niet meer zo goed voorstelbaar (hoewel ze nog steeds her en der met enige regelmaat worden uitgevoerd), maar gemakkelijk toegankelijk is zijn muziek wel, waarbij de zeer kleurrijke, ingenieuze orkestratie de rest doet. Geen wonder eigenlijk dat zijn opera's in die dagen vaker werden uitgevoerd dan die van Wagner en Strauss. In de Kammersymphonie in einem Eatz delft de individuele stemvoering het onderspit tegen de alles overheersende, diffuse klankvermenging, waaraan de thematische functionaliteit volkomen ondergeschikt wordt gemaakt. Het gaat om het 'Grosse und Ganze', met de heftige chromatiek die de laatromantische expressie kenmerkt. De strijd tussen majeur en mineur wordt, we schrijven 1916, onverschrokken en tegelijk buitengewoon krachtig voorgezet, zoals ook de figuratieve omspelingen een stevige knipoog naar het verleden impliceren. Bovendien zijn we helemaal terug in de magische klankvoorstelling van Schrekers opera's, met zijn weelderige klanksculpturen, maar ook met zijn pulserende gevaren. In einem Satz, het betekent in dit geval toch een duidelijk vierdelige indeling, waarin de delen evenwel onmerkbaar in elkaar overgaan, een duidelijke verwijzing naar Schönbergs Kammersymphonie op. 9 uit 1906. Voor Schönberg was dit werk, geschreven voor 15 solo-instrumenten, zijn creatieve scharnierpunt: de inmiddels stevig gegroeide afkeer van de laat-romantische stijl maakte de weg vrij naar de 'emancipatie van de dissonant'. Waar Schönberg ging 'schuren', zette Schreker zijn in de tonaliteit wortelende, magische pleisterwerk voort. In Schrekers Kammersymphonie draait het om de in klanktechnisch raffinement gestoken verleiding, sensualiteit en weelderigheid, waarin de pure tonaliteit onoverwinnelijk is. Alsof Schreker daarmee tegen Schönberg wilde zeggen: "Zo kan het ook." Of misschien juist: "Zo moet het, wég met die zakelijke reeksentechniek, dat kop noch staartgedoe, laat de aloude, maar zo hecht verankerde tonaliteit zegevieren!" Dat hij in tegenstelling tot Schönberg daarvoor rond de veertig musici nodig had, met twee- tot drievoudig bezette strijkers, paste in Schrekers opulente klankwereld.
Uitvoering 'Netherlands Radio Chamber Orchestra', zo staat het in het colofon vermeld. In 2003, toen de opname werd gemaakt, was het nog het Radio Kamerorkest, maar na de diep ingrijpende reorganisatie, uitdunning en herindeling van de Hilversumse radio-orkesten, werd het RKO in 2005 omgedoopt in Radio Kamer Filharmonie. Naar daarover gaat het hier niet, wel over het geweldige spel van dit ensemble onder de geïnspireerde en zorgzame leiding van Peter Eötvös, de dirigent die zich al jarenlang met hart en ziel inzet voor de moderne en eigentijdse muziek. Dankzij de - overigens fenomenale, in hart en ziel wortelende - bijdrage van Heinrich Schiff heeft Cerha's Celloconcert nog een vleugje authenticiteit meegekregen, wat deze uitgave nog aantrekkelijker maakt. In Schrekers Kammersymphonie zijn het inderdaad de zeer sterke benen van de RKO die de klankweelde kunnen dragen, ideaal in de vermenging van contouren en koloriet. In Cerha's Celloconcert zijn het de in de hechte structuur gevatte Fremdkörper, die als muziekhistorisch schisma op ons afkomen, alsof we in een parabolische spiegel kijken. Eötvös lijkt eerst eerst laag na laag te hebben afgepeld, om het stuk dan vanaf de grond weer op te bouwen. Het RKO volgt hem daarin onvoorwaarlijk, en met grote overgave. wat een prestatie! De in Studio 5 van het MCO in Hilversum gemaakte opname staat als een huis, met dank aan Stephan Schellmann (Cerha) en Ted Diehl (Schreker). Het cd-boekje is in de bekende ECM-traditie: doorwrocht en verluchtigd met heel mooie foto's. index | ||||||||||||||||||||