CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2021

Scarlatti | Caldara - Appena chiudo gli occhi

Klik hier voor de inhoudsopgave

Giuseppina Bridelli (mezzosopraan), Quartetto Vanvitelli: Gian Andrea Guerra (viool), Nicola Brovelli (cello), Mauro Pinciaroli (luit), Luigi Accardo (klavecimbel en orgel)

Arcana A487 • 77' •
Opname: juni en juli 2020, Chiesa di Sao Paolo, Mezzano Scotti, Piacenza (I)

   

Ten tijde van Alessandro Scarlatti (1660-1725) en Antonio Caldera (ca. 1671-1736) was het genre van de cantate voor solostem met begeleiding van de soloviool en het basso continuo een vrij zeldzaam. Althans, voor zover we dat nu weten, want wellicht ligt er op dit gebied nog het een en ander in de archieven op ontdekking te wachten. Het ligt zelfs enigszins voor de hand omdat het bij uitstek de combinatie van zangstem en eenvoudige begeleiding is die niet alleen het recitatief maar ook de aria grote expressieve mogelijkheden biedt, zoals eerder Claudio Monteverdi (1567-1643) met zijn deels van een relatief eenvoudig gehouden instrumentale bezetting voorziene madrigalen al had bewezen. De zangstem in een leidende rol, het zou zelfs nog eeuwen later sterk blijven doorklinken.

Musicologisch onderzoek van vrij recente datum heeft aangetoond dat de spil rond deze solocantates prins Francesco Maria Ruspoli moet zijn geweest. Deze muzikale mecenas nodigde vrijwel iedere zondag de plaatselijke edellieden in zijn paleis uit voor niet alleen een gezellige kout en een copieus diner maar ook fraaie muziek. In die zogenaamde ‘conversazione' werden meestal ook een of meerdere solocantates ten gehore gebracht, waaronder die van niemand minder dan Scarlatti en Caldara. Ook de vocalisten en instrumentalisten waren eersterangs. Onder de zangers bevond zich ook Caldara's toekomstige echtgenote, Caterina Petrolli, maar er staan nog twee andere, in die tijd gevierde namen geboekstaafd: die van de sopranen Anna Maria de Piedz en Margherita Durastante (haar naam zong later zelfs overal in Europa rond, om rond 1720 vooral in Londen furore te maken als vooraanstaand lid van Händels operagezelschap in Londen, waar zij tot groot genoegen van de meester zelf kon glanzen in de meest uiteenlopende hoofdrollen). Ook de namen van twee belangrijke instrumentalisten mogen hier worden vermeld: die van Pietro Castrucci en Giuseppe Valentini. Evenals Durastante trok ook Castrucci in diezelfde periode naar het muzikaal zeer lucatrieve Londen, waar ook hij een belangrijke positie verwierf in Händels opera-orkest. Valentini is op deze cd als componist vertegenwoordigd met het kostelijke Allettamento da camera voor viool en basso continuo (hier voor het eerst discografisch vastgelegd).

De cantate in het algemeen was in Italië evenals in Duitsland wijd verbreid. Het genre was in de loop van de zeventiende en achttiende eeuw uitgegroeid tot een door componisten, uitvoerende musici en het (doorgaans welgestelde) publiek geliefde muziekvorm, zowel voor kerkelijk als seculier gebruik. Alleen al van Scarlatti (zijn zoon Domenico zou later nog veel beroemder worden) zijn er zo'n 800 cantates overgeleverd en van Caldara zijn er zo'n 300 bekend. Een ware hoorn des overvloeds dus waarin zich, hoe kan het eigenlijk anders, een wisselende kwaliteit weerspiegelt. Of anders gezegd: de inventie viert niet altijd hoogtij, het vele opdrachtwerk wordt vaak gekenmerkt door een zekere mate van routine (onverlet de kwaliteit van het handwerk) en dus is het niet zo eenvoudig om daaruit de echte pareltjes te vissen. Voor dit nieuwe album, waarvan de titel is ontleend aan Scarlatti's Appena chiudo gli occhi voor solostem, soloviool en basso continuo, is wat mij betreft de perfecte weg gekozen van kwaliteit en zeldzaamheid: de hier vastgelegde, seculiere solocantates zijn – nog afgezien van hun rariteit als genre - discografisch maar ook op het concertpodium vrijwel onbekend.

Het beeld dat de Italiaanse mezzo Giuseppina Bridelli en het Quartetto Vanvitelli (met de violist Gian Andrea Guerra in zijn rol als primarius en solist) is dat van wat ik gemakshalve maar het grootse affect noem: er wordt in deze muziek is zoveel nuance en kleur aangebracht dat het daardoor de luisteraar al direct voor zich inneemt, maar wie wat langer luistert wordt tevens getroffen door de subliem aangebrachte licht- en schaduweffecten, mede dankzij de uitgelezen tekstuitbeelding en het timbre van de mezzo, maar ook het haar feilloos begeleidende kwartet. Bijzonder geslaagd is ook het pure kamermuzikale karakter waarin zowel de cantates als het instrumentaal intermezzo is ingebed. Logisch, zult u misschien denken, maar dit zijn geen werken die het, afgezien van de bescheiden bezettting, ook inhoudelijk zonder muzikale intimiteit kunnen stellen en die zich van nature in stilistisch opzicht ver buiten het operagenre bewegen. Wie deze solocantates dus groots aanlegt mist de pointe ervan. Karakteristiek daarbij is ook dat slechts een geringe balansverschuiving tussen vocale solo en instrumentale begeleiding (dit begrip als zodanig doet zeker geen voldoende recht aan wat het Quartetto Vanvitelli hier presteert) al fnuikend is voor deze fijnmazig geconcipieerde stukken. Het optimale resultaat wordt juist bereikt met behulp van slechts minuscule accentverschillen en een volmaakt ontwikkeld gevoel voor proportie en timing. Voor alle duidelijkheid: dat raakt zowel de zangstem als de instrumentalisten (die zich uitsluitend van historische instrumenten bedienen).

Roberto Chinellato heeft het in de Chiesa di San Paolo in Mezzano Scotti werkelijk schitterend vastgelegd. De kerkakoestiek blijkt een weldaad voor zowel zangstem als instrumentaal kwartet. Dit is een tijdloze uitgave om echt gelukkig mee te zijn. In het boekje zijn de gezongen teksten opgenomen in het oorspronkelijke Italiaans en in Engelse en Franse vertaling. U zult eveneens verbaasd staan over de filosofische teneur ervan!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links