CD-recensie

 

© Aart van der Wal, februari 2014

 
   
   

Buxtehude - Opera Omnia XVIII

Vocale werken - deel 8

Wachet auf, ruft uns die Stimme BuxWV 101 - O clemens, o mitis BuxWV 82 - Gen Himmel zu dem Vater mein BuxWV 32 - Surrexit Christus hodie BuxWV 99 - Lauda anima mea Dominum BuxWV 67 - Mein Herz ist bereit BuxWV 73 - Singet dem Herrn ein neues Lied BuxWV 98 - Canon BuxWV 121 - Gigue BuxWV 121 - Meine Seele, willtu ruhn BuxWV 74 - Herr, ich lasse dich nicht BuxWV 36 - Wachet auf, ruft uns die Stimme BuxWV 100 - O Gottes Stadt, o güldnes Licht BuxWV 87 - Wie soll ich dich empfangen BuxWV 109 - Sicut Moses exaltavit serpentem BuxWV 97 - Salve desiderium, salve clamor gentium BuxWV 93 - Gott hilf mir, denn das Wasser geht mir bis an die Seele BuxWV 34

Bettina Pahn, Dorothee Wohlgemuth en Miriam Feuersinger (sopraan), Maarten Engeltjes (altus), Tilman Lichdi (tenor), Klaus Mertens (bas), Amsterdam Baroque Orchestra & Choir o.l.v. Ton Koopman (orgel)

Challenge Classics CC72257 • 62' + 64' • (2 cd's)

Opname: oktober en december 2012, Waalse Kerk, Amsterdam

www.challenge.nl


Het is bijna volbracht! Na deze cd-uitgave in de Buxtehude-reeks zijn er nu nog twee te gaan, maar wel kan alvast dit project met twee woorden worden samengevat: avontuurlijk en magnifiek. Deze Buxtehude-cyclus begon als een logisch vervolg op Koopmans grandioze Bach-cantatecyclus, een logische keuze want Buxtehude was tenslotte Bachs pendant in Lübeck, terwijl het aan de beroemde Thomascantor te danken is dat de orgelwerken van Buxtehude goed bewaard zijn gebleven. Het was Bach die deze belangwekkende en schitterende muziek aan zijn leerlingen doorgaf.

Dieterich Buxtehude werd in 1637 in het Deense Oldesloe geboren, maar woonde en werkte het grootste deel van zijn leven in het Noord-Duitse Lübeck, waar hij in 1707 ook stierf. Als organist van de Marienkirche groeide Buxtehude uit tot een van de belangrijkste componisten in Duitsland. Een deel van zijn imposante muzikale nalatenschap liet zich echter niet zonder slag of stoot ontsluiten. De snelheid waarmee Koopman en de zijnen de muziek van Buxtehude op cd zet is daarom des te opmerkelijker, want er was veel musicologische huisvlijt voor nodig om de overgeleverde Buxtehude-manuscripten, gekopieerde partijen en gedrukte uitgaven zowel in het muziekhistorisch perspectief te plaatsen als gereed te maken voor de uitvoering van dit project. Dan nog bleef een aantal raadsels en onbeantwoorde vragen bestaan.
Terug naar de bron betekende in ieder geval dat een beroep moest worden gedaan op de verzameling van Buxtehudes oudere vriend Gustav Düben (1624-1690), organist bij de Duitse Kerk en kapelmeester bij het koninklijk hof in Stockholm. Het is aan hem te danken dat er nog zoveel werken van Buxtehude in geschreven vorm tenminste bewaard zijn gebleven. De in de Düben-verzameling van de universiteitsbibliotheek in Uppsala bewaarde ongeveer honderd manuscriptafschriften (waarvan er tachtig overigens nergens anders te vinden zijn!) hebben in Ton Koopmans Buxtehude-odyssee uiteraard een doorslaggevende rol gespeeld. Van Buxtehudes gehele nog overgebleven oeuvre zijn vrijwel geen originele manuscripten voorhanden; van zijn orgelwerken zelfs geen een. Het enorme belang van de Düben-collectie kan daaraan alleen al worden afgemeten. Dat Koopman het project heeft opgedragen aan de in 1992 overleden musicoloog Bruno Grusnick, de ontdekker van menige Buxtehude-schat in de muziekbibliotheek van Uppsala is een hommage die mede in muziekhistorisch perspectief mag worden geplaatst.

De enorme omvang van de beide projecten, Bach en Buxtehude, zowel in termen van voorbereiding als wat de daadwerkelijke vastlegging ervan betreft, brengt grote financiële risico's met zich mee, maar Koopman was, met zijn zakenpartner Ron van Eeden, bereid die te nemen. Zoals het label Challenge Classics bereid was om Antoine Marchand als sublabel te positioneren, terwijl de Sandoz familiestichting en Possehl-stichting in Lübeck verder financiële ondersteuning bieden. De uiteindelijke oogst: zo'n dertig cd's, verdeeld over de cantates, 'Abendmusiken', orgel- en klavecimbelwerken en de sonates voor kamerensemble.

Koopman heeft zijn project op drie wel heel erg stevige pijlers gezet: musicologisch onderzoek, de historisch (zeer goed!) geïnformeerde uitvoeringspraktijk en de uitvoeringskwaliteit. Wat we, samengevat, bij de gehele serie tot nu toe hebben gezien is een compromisloze benadering, met als gevolg dat voor de muziek van Buxtehude een grandioos klinkend monument is opgericht dat op dit gebied zijn weerga in de discografische geschiedenis niet kent. Koopman is net zo'n formidabele wegbereider als eens Gustav Leonhardt en Nikolaus Harnoncourt, waarbij ik soms de indruk heb dat dit buiten onze landgrenzen scherper wordt gezien dan in ons eigen land.

De min of meer vaste bezettingskern heeft ongetwijfeld bijgedragen aan het grote succes van dit Buxtehude-project. Het kan niet anders, dan dat naarmate het werk - ook in de meest letterlijke zin - vordert, de vocalisten, koorleden en musici meer en meer met dit repertoire vergroeid raken. Tijdens repetities zijn slechts een paar woorden genoeg om iets te duiden, te verhelderen, omdat het idioom zo vertrouwd is geworden. Die vertrouwdheid met dit idioom loont zich, zowel gemeten naar tijd als naar interpretatie. Zeker, het zijn allemaal professionals die van heinde en verre zijn gekomen, maar muziek zonder haar eigen grilligheden bestaat eenvoudig niet; althans niet op dit niveau. Dat geeft het werken aan een onderneming als deze naast het vertrouwde ook iets spannends, dat adequaat en kordaat moet worden ingespeeld op het onverwachte, omdat het net even anders loopt dan gedacht. Dit zijn geen werken die zich op de automatische piloot laten bedwingen of een routineuze aanpak verdragen. Daarom zijn er ook in dit achttiende deel zoveel fascinerende momenten, schuurt het als het schuren moet, maar zijn er evengoed zoveel van die net even geaccentueerde opstapmomenten die de aandachtig luisterende reiziger vervolgens verder voeren langs de mooiste landschappen, soms zelfs even de adem inhoudend door zoveel zich bijna als vanzelfsprekend ontvouwende schoonheid. Bux en Lux, ik durf het best in een adem te noemen.
Dat vertrouwde vinden we overigens ook terug in producer Tini Mathot, Ton Koopmans echtgenote en zelf musicus, en klankregisseur Adriaan Verstijnen: ze zijn al jaren met de uitvoeringen van zowel het ensemble als die van Ton Koopman als solist verbonden en kennen deze materie van binnen en van buiten. Al die inspanningen tezamen leveren weer een topproduct op. En daarmee is tevens bijna het laatste woord gezegd. Want zoals gezegd komen er nu nog twee afleveringen


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links