CD-recensie

 

© Aart van der Wal, maart 2008

 
   
 

Buxtehude - Opera Omnia V

Vocale werken - deel 2

Benedicam Dominum BuxWV 113 - Befiehl dem Engel, daß er komm BuxWV 10 - In dulci jubilo BuxWV 52 - Jubilate Domino omnis terra BuxWV 64 - Ich suchte des Nachts in meinem Bette BuxWV 50 - Du Frieden-Fürst, Herr Jesu Christ BuxWV 20 - Divertissons nous aujourd'hui BuxWV 124 - Magnificat anima mea, Domine BuxWV Anh. 1 - Wie wird erneuet, wie wird erfreuet BuxWV 110 - Ihr lieben Christen, freut euch nun BuxWV 51 - Afferte Domino gloriam honorem BuxWV 2 - O fröhliche Stunden, o herrlicher Tag BuxWV 120 - Drei schöne Dinge BuxWV 19 - Missa brevis BuxWV 114 - Liebster, meine Seele saget BuxWV 70 - Canon duplex per augmentationem BuxWV 123 - Cantate Domino canticum novum BuxWV 81 - Nu lat oss Gud, var Herre BuxWV 81 - Herren var Gud BuxWV 40 - Heut triumphiert Gottes Sohn BuxWV 43.

Bettina Pahn en Johannette Zomer (sopraan), Bogna Bartosz, Patrick van Goethem en Daniel Taylor (altus), Jörg Dürmüller en Andreas Karasiak (tenor), Donald Bentvelsen en Klaus Mertens (bas),

The Amsterdam Baroque Orchestra & Choir o.l.v. Ton Koopman (continuo).

Challenge Classics CC72244 • 75' + 77'• (2 cd's)

Buxtehude - Opera Omnia VI

klavecimbelwerken - deel 2

Aria in C, BuxWV 246 - in a, BuxWV 249 - Aria Rofilis in d, BuxWV 248 - Suite in C, BuxWV 227 - in C, BuxWV 229 - in e, BuxWV 237 - in G, BuxWV 240 - in g, BuxWV 241 - in a, BuxWV 244 - in e, BuxWV 236 - in F, BuxWV 239 - in a, BuxWV deest - Canzona in C, BuxWV 166 - in d, BuxWV 168 - Toccata in G, BuxWV 165 - Courante in d, BuxWV Anhang 6.

Ton Koopman (klavecimbel en virginaal).

Challenge Classics CC72245 • 62' + 35' • (2 cd's)

www.challenge.nl


De laatste tijd wordt her en der metr nauwelijks verholen ergernis uitgehaald naar de 'authentieken': zij zouden de muziek vanaf de barok tot zelfs nog vér voorbij Mozart naar zich toe hebben gehaald en de traditionele symfonieorkesten het nakijken hebben gegeven. Onlangs laaiden de discussies weer op, toen het weer de beurt was aan de vele Matthäus- en Johannes-Passion uitvoeringen. Om hier de titel van een cantate van Bach aan te halen: 'Es erhub sich ein Streit'. Nu wordt die strijd al langere tijd gevoerd, met vrijwel altijd als inzet de 'traditionele' dirigenten die zich niet meer aan een barokwerk dúrven wagen en zich zelfs bij Mozart afvragen of zij dit nog wel aandurven. Ik herinner me dat lang geleden Edo de Waart mij zei: "Ik ga dirigeren in Sydney. Heerlijk! Dan kan ik tenminste weer eens een Bach-ouverture op de lessenaars laten zetten. Hier hoef daaraan echt niet meer te beginnen, want dat is het terrein van die specialisten."

Maar... Het valt gewoon niet goed voor te stellen dat het onvolprezen Koninklijk Concertgebouworkest of de Berliner Philharmoniker met de vocale werken van Buxtehude net zo fenomenaal weet om te gaan als het Amsterdam Baroque Orchestra. Dit is toch écht het terrein van die specialisten die Edo eerder de wenkbrauwen deed fronsen....

Maar afgezien daarvan, welke traditionele dirigenten zijn eigenlijk bereid gebleken om zich de historisch gewortelde ingrediënten van de barokretorica eigen te maken? Daarnaar zelf diepgaand musicologisch onderzoek te doen? Want dat is natuurlijk een ánder aspect van de historiserende uitvoeringspraktijk: de bereidheid verder te kijken dan wat in de gedrukte partituur staat, zelf in de archieven te duiken en zelf met nieuwe inzichten te komen. We doen de traditionalisten niet al te zeer tekort met de vaststelling dat zij van nature geen schatgravers zijn. Vrijwel alle grote dirigenten van het barokrepertoire hebben dat wel gedaan, wat zowel de muziekliefhebber talloze verrassingen heeft opgeleverd als de repertoirekennis naar ongekende hoogte heeft gestuwd. Vergeleken met pakweg twintig jaar geleden zijn de kwaliteiten van vele barokensembles in speltechnisch en interpretatief opzicht onomstreden. Het kan ook wat scherper worden geformuleerd: de 'moderne' orkesten kunnen in wezen aan die gespecialiseerde ensembles met geen mogelijkheid tippen. Zo heeft het zich uiteindelijk ook ontwikkeld: schoenmaker, hou je bij je leest.

Ton Koopman en de zijnen hebben zich na hun zeer succesvolle Bach-cantateproject op het 'Gesamtwerk' van Buxtehude gestoord, waarbij zij in die context zonder concurrentie zijn. Ik ken althans geen enkel vergelijkbaar project, hetgeen een behoorlijke voorsprong oplevert. Niet dat dit er voor de liefhebber veel toe doet, maar het mag best weleens gezegd worden dat dit soort megaprojecten niet alleen grote investeringen vergen, maar ook durf. Er gaat ontstellend veel aan vooraf alvorens een cd in de schappen ligt.

Hoe staat het met de artistieke kwaliteit van het gebodene? Het merendeel van de op deze cd's vastgelegde muziek ken ik niet. Het is dus mijn eerste kennismaking met zowel het religieuze als het seculiere werk van deze van oorsprong Deense meester. Wat we voorgeschoteld krijgen lééft en sprankelt, en heeft zoveel veerkracht dat de overwegend zwaarwichtige inhoud van deze muziek bijna vleugels krijgt. Het muzikanteske plezier straalt er vanaf. De laatste track van de tweede cd is daarvan een wel bijzonder aansprekend voorbeeld: 'Heut triumphieret Gottes Sohn', waarin het fabuleus presterende solistenteam wordt bijgestaan door enerzijds het knisperig frisse koor en anderzijds het rijk bezette orkest. De indrukwekkend feestelijke pauken, kornetten, trombones en trompetten staan er even formidabel op als de drie dulciaans (waarvan een grote basdulciaan).

Maar al die inspanningen zouden deels toch verloren zijn gegaan als er geen uitmuntende technicus was in de persoon van Adriaan Verstijnen, die het allemaal fraai heeft vastgelegd in de Waalse Kerk te Amsterdam. Verstijnen werkt al járen met Koopman samen, wat ook betekent dat hij de authentieke uitvoeringspraktijk ook vanuit het opnametechnische perspectief goed kan 'invullen'. Meestal komen de technici in de recensies niet aan bod, maar dat is niet terecht. Wat zij ten slotte afleveren is immers niets anders dan hun artistieke visitekaartje op technisch gebied. Hetzelfde kan worden gezegd van producer Tini Marthot, zelf een musicus van formaat, die in de opnamen van 'haar' Ton al jarenlang een buitengewoon belangrijke rol vervult.

Voor de klavecimbel- en virginaalwerken van deel VI maakte Ton Koopman gebruik van een Vlaams klavecimbel naar A. Ruckers, een Vlaams virginaal naar J. Ruckers en een Italiaans klavecimbel naar B. Stefanini. We kennen Koopman natuurlijk al lang als virtuoos organist en klavecinist, wat hier nog eens uitdrukkelijk blijkt. Buxtehude's instrumentale solomuziek stelt zeker geen kinderachtige eisen, wat zoveel wil zeggen dat hiervoor technisch meesterschap is vereist. Anders wordt het al snel een groezelig geheel, verdwijnen de middenstemmen naar de achtergrond en is de articulatie uiteindelijk het kind van de rekening. Hier niets van dit alles.

Helaas ontbreekt ook nu weer de Nederlandse tekst. De zoals altijd waardevolle toelichtingen van Christoph Wolff en Ton Koopman vindt u in het Engels, Duits en Frans. Het libretto is evenwel alleen in het Duits (of Latijn) en Engels afgedrukt.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links