![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, augustus 2017
|
Het moet een belevenis zonder weerga zijn geweest: de uitvoering van Bruckners Vijfde symfonie, de 'Katholieke' (die titel is niet van Bruckner en is bovendien misplaatst), in het Benedictijnenklooster in het Beierse Ottobeuren op 30 en 31 mei 1964 met voor het hoofdaltaar niet minder dan het (toen nog niet Koninklijke) Concertgebouworkest onder niemand minder dan de bruckneriaan in hart en nieren Eugen Jochum. En wat heet klooster: een basiliek van een zelfs voor Duitse en Oostenrijke begrippen ongekende pracht en praal, gebouwd in het tijdperk van de achttiende-eeuwse hoogbarok. Over zowel de uitvoering als de opname is al vaak en in de meest jubelende bewoordingen geschreven. En terecht. Wat het laatste betreft: het Philips-team heeft er een waar meesterwerk van gemaakt dat de schijn in zich had dat het - en zeker toen - niet of nauwelijks nog liet verbeteren. Op lp klonk het al buitengewoon imposant, maar later, toen de opname ook op cd verscheen (ook op Spotify e.a. te beluisteren), werd daar nog een extra dimensie aan toegevoegd. Toen pas werd echt duidelijk hoe goed die originele banden eigenlijk waren. Niet alleen was op de cd het dynamisch bereik groter, maar er was ook geen spoortje vervorming (meer) te horen. Of het zou dat beetje intermodulatievervorming moeten zijn die bij bepaalde climaxen en zeker in een wijdse ruimte als deze onvermijdelijk maar gelukkig slechts marginaal optrad en niet eens als onaangenaam wordt ervaren. Maar misschien was wel het grootste wonder van deze opname dat de ruime basiliekakoestiek zich daarin niet dusdanig negatief manifesteerde dat doorzichtigheid en pregnantie het daartegen min of meer moesten afleggen. Dat de opname door Praga Digitals in de 'Reminiscenses' serie opnieuw is uitgebracht lijkt daarom ten aanzien van het Philips-origineel 'slechts' een doublure te zijn, maar de schijn bedriegt gelukkig: wat bij Philips al heel goed was blijkt bij Praga - hoe is het mogelijk! - zelfs nóg een fractie beter uit te pakken. Er is iets meer gloed (koper!), de akoestiek komt nóg meer mee, zonder dat al het fraais van het Philips-origineel (die nog gewoon leverbaar is en waarschijnlijk blijft) daaraan ook maar in het minst is opgeofferd. Over Jochums vele Bruckner-opnamen voor met name DG en EMI ga ik het nu niet uitgebreid hebben. Deze Vijfde is in ieder geval een van zijn beste, ongetwijfeld mede geïnspireerd door de schitterende omgeving waarin de uitvoering plaatsvond. Jochums typisch Beierse dialect (wie hem ooit heeft gehoord of gesproken weet precies wat ik daarmee bedoel) is in zekere zin verwant aan dat net zo typische 'taaltje' dat Anton Bruckners ('Tonerl') in zijn Opper-Oostenrijk bezigde en dat hij ook later in Wenen niet onder stoelen of banken stak. Dat kan wat mij betreft ook muzikaal worden doorgetrokken, al zullen we nooit weten hoe Bruckners bouwsels in diens tijd geklonken hebben en welke precieze voorstelling de componist zich aan zijn schrijftafel daarbij voor ogen moet hebben gehad. Alleen Richard Strauss was zo zelfverzekerd dat hij kon beweren dat wat hij aan het papier had toevertrouwd alles maar dan ook letterlijk alles voor een 'getreue' verklanking van zijn gedachten bevatte. Wat ik in ieder geval zeker weet is dat die uitvoering in Ottobeuren voor menigeen een ronduit kosmische ervaring heeft opgeleverd of nog zal opleveren. index |
|