CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2017

 

Bruckner: Symfonie nr. 9 in d, WAB 109 (onvoltooide versie)

Chicago Symphony Orchestra o.l.v. Riccardo Muti

CSO Resound CSOR 901 1701 • 63' •

Live-opname: juni 2016. Orchestra Hall, Symphony Center, Chicago

   

Ik associeer Riccardo Muti anders dan Eugen Jochum, Bernard Haitink, Otto Klemperer, Günter Wand, Sergiu Celibidache, Claudio Abbado, Daniel Barenboim, Christian Tielemann en nog meer illustere namen niet zozeer met het oeuvre van Anton Bruckner, maar ik moet zeggen dat deze uitvoering van de (onvoltooide) Negende er een is die er mag zijn. Wat daarbij ook helpt is de fraaie live-opname in de bekende ‘CSO Resound' serie (het Chicago Symphony is niet het enige orkest dat bij gebrek aan belangstelling van de kant van de platenmaatschappijen een eigen label is begonnen).

Muti, eens een 'enfant terrible' en inmiddels 75 jaar, met een schat aan ervaring in ieder denkbaar repertoire achter zich, heeft duidelijk met een frisse blik naar deze complexe partituur gekeken en is ieder geval het historisch ingeslopen ‘hineininterpretieren'(hij zal gedacht hebben dat de buitenmuzikale indrukken die dit werk kan losmaken van nature toch al sterk genoeg zijn ) uit de weg gegaan. Niet dat we worden geconfronteerd met een nuchtere visie op Bruckners zwanenzang, maar wel dat diens aanwijzingen naar de letter worden gevolgd en er geen plaats is ingeruimd voor zoiets als overdreven aanzwellende golfstromen, een opeenstapeling van dynamische accenten, specifieke vertragingen om climaxen nog indrukwekkender te kunnen uitspelen of om juist accelerandi in te bouwen om de spanning nog verder op te voeren. Dit is ‘gewoon' Bruckner in zijn pure symfonische vorm en misschien wel juist daarom retorisch zo welsprekend. Het is een uitvoering geworden die, hoewel minder visionair, doet herinneren aan de stijl van Claudio Abbado: het is er allemaal, drama, lyriek, monumentaliteit, goed bemeten cesur en stuwing, maar binnen een strak gestructureerde context die de symfonische kaders helder doet oplichten en daardoor het in pure klank gezette ‘noblesse oblige' volkomen recht kan doen. Als er al een puntje van kritiek kan zijn geldt dat Muti's voorkeur voor afgeronde klankpatronen (wat iets anders is dan pure cosmetisering) en het uit de weg gaan van scherp afgebakende contrasten (zoals bij Haitink in zijn fameuze Londense opname). Een goed voorbeeld daarvan is het Scherzo, dat zich in eerder in ‘soft focus' dan in een scherp gestoken profilering (met name in het koper) ontvouwt. Het indrukwekkende Adagio (het volgt hier te snel op het Scherzo) zet duidelijk de kroon op Muti's werk: de melodielijnen worden helder uitgezet, er wordt niet gemeanderd, de clusters zijn hier wel degelijk scherp gerand, de harmonieën schuren zonder terughoudendheid, wat het slot overweldigend maakt in zijn sereniteit. Nee, het is geen Bruckner-interpretatie die met kop en schouders boven het maaiveld uitsteekt maar wel van uitstekend gehalte is. Deze uitgave had nog mogelijk nog meer kunnen winnen als Muti zou hebben gekozen voor de echte finale, maar de meeste dirigenten willen er (nog steeds) niet aan. Jammer, maar dat is nu eenmaal ‘fact of life'. Zoals het ook jammer is dat het werk na de pauze, het Te Deum, in deze uitgave ontbreekt.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links