CD-recensie
© Aart van der Wal, december 2012
|
Bruckner: Symfonie nr. 8 in c (1887/1890 - Haas) Gewandhausorchester Leipzig o.l.v. Herbert Blomstedt MDR Querstand VKJK 0604 • 84' • (2 sacd's) Live-opname: 1 en 2 juli 2005, Gewandhaus, Leipzig
Hoewel Blomstedts Bruckner mij niet altijd heeft overtuigd (u vindt de recensies elders op deze site) is zijn interpretatie van de Achtste wat mij betreft een regelrecht schot in de roos: expansief, ritmisch alert (dat geldt niet alleen voor de overweldigende ff-passages, zoals aan het begin van de Finale, maar ook voor de strijkerinzetten die de eerste maten van het wonderschone Adagio markeren, met respect voor Bruckners duidelijke opdracht nicht schleppend), met veel oog (oor!) voor Bruckners typische periodenbouw en - niet minder indrukwekkend - de manier waarop Blomstedt zijn tempi kiest en de climaxen voorbereidt. Dit is, om het simpel samen te vatten, de 'hogeschool' van interpretatiekunst in een van de moeilijkste symfonieën (met de Tweede en de Vijfde) van het symfonisch genie uit Sankt-Florian (en later Wenen). Maar ook het orkest had zijn dag, of beter zijn beide avonden, want we mogen volop genieten van de kruidige houtblazers met hun even fraaie soli, het glanzende koper en de niet minder glanzende strijkers. De pauken klinken gelukkig stevig en zijn bovendien goed gestemd, wat helaas niet altijd het geval is en minder vanzelfsprekend lijkt dan het in de praktijk soms is. De sonore opname maakt het geheel op niet mis te verstane wijze af. Jammer alleen dat Blomstedt - en hij is enige niet! - zo verknocht is aan de danig gemankeerde versie van Robert Haas uit 1935, die is samengesteld uit zowel de versie waaraan Bruckner tot 1887 werkte, als die uit 1890, waarin de door de gebroeders Josef en Franz Schalk aangebrachte coupures weer waren hersteld. De Haas-editie - die overwegend is gebaseerd op de versie uit 1890 - levert in die zin dus weliswaar meer muziek op, maar duidelijk is wel dat Haas op meerdere paarden wedde: zo herstelde hij passages die oorspronkelijk door Bruckner waren weggekrast en voegde hij een passage toe die Bruckner alleen in schetsvorm had nagelaten. Daarnaast werd een passage uit het Adagio uit de versie van 1887 ingelast en coupeerde hij nota bene dertien maten in de finale uit de versie van 1890 die Bruckner wel degelijk had neergeschreven. Van de Nowak-editie uit 1955 kan weer worden gezegd dat de door de gebroeders Schalk aangedragen coupures daarin helaas gehandhaafd bleven. Blijkbaar ging Nowak ervan uit dat Bruckner dit zo (ook) had gewild, wat echter arbitrair is, wat niet wegneemt dat deze editie een veel beter uitgangspunt biedt voor een 'meest natuurgetrouwe' Bruckner-uitvoering, met de kanttekening dat het uiteindelijk Bruckner zelf was die verantwoordelijk is geweest voor de al meer dan een eeuw durende heisa rond de verschillende versies. Blomstedts keuze voor de Haas-editie neemt niet weg dat we op een heel mooie Bruckner worden getrakteerd. Een feit om toch wel even bij stil te staan, al onttoont hij niet de uitvoeringen onder grootheden als Günter Wand, Carlo Maria Giulini, Sergiu Celibidache, Herbert von Karajan, Eugen Jochum en sinds kort ook Jaap van Zweden (die gelukkig voor de Nowak-editie koos) (klik hier). Bernard Haitink, die meestal de Haas-editie gebruikt (met een sporadisch uitstapje naar de Nowak), vind ik binnen dit toonaangevende veld toch minder overtuigend: het engagement is er de laatste jaren wel, maar de tempi zijn langzamer geworden, terwijl de intensiteit in de lange spanningsbogen van een Celibidache niet worden geëvenaard. index |