CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2012

 

 

Bruckner: Symfonie nr. 7 in E

Gewandhausorchester Leipzig o.l.v. Herbert Blomstedt

MDR Querstand VKJK 0708 • 70' • (sacd)

Live-opname: Gewandhaus, Leipzig, 23/25-11-2010

 


"Fällt das Werk durch, so fahre ich bei Nacht und Nebel ab," aldus Bruckner over zijn Zevende symfonie. Gelukkig hoefde de componist bij nacht en ontij niet het hazenpad te kiezen, want kort na de première op 30 december 1884 door het Gewandhausorchester onder leiding van Arthur Nikisch, kon een dolgelukkige Bruckner berichten: "In Leipzig wurde zum Schluße 1/4 Stunde applaudiert." En dat was nog niet alles: op het podium vielen hem de nodige eerbetuigingen ten deel, bekroond met maar liefst twee lauwerkransen die hij mee naar huis mocht nemen. De perskritieken waren weliswaar verdeeld (wat dat betreft was er niets nieuws onder de zon), maar Nikisch was ronduit 'begeistert' van de Zevende. Hij had het het werk niet alleen tot in de puntjes gerepeteerd, maar er ook meerdere lezingen voor musici en vakpers over gegeven, waarbij hij zelf aan piano de muziekvoorbeelden voorspeelde. Dat enthousiasme liet Nikisch in de daarop volgende jaren niet in de steek: geleidelijk zette hij alle symfonieën op het programma, met als kroon op het werk een complete Bruckner-cyclus in het concertseizoen 1919/20, de eerste in de muziekgeschiedenis.

Wel jammer dat men het in die eerste gedenkwaardige uitvoering zonder Wagnertuba's moest stellen. Dat wist Bruckner al eerder, want op 19 december schreef hij aan Nikisch: "Sind keine Militär-Tuben verwendbar?" Maar ook: "Waren schon Proben? Wie klingt die Sinfonie? Bitte schreiben Sie mir das in ihrer großartigen Güte, da ich schon sehr aufgeregt bin. (Fällt das Werk durch, so fahre ich bei Nacht und Nebel ab) [...]" Nikisch antwoordde hem per kerende post: "Proben haben schon stattgefunden; das Werk ist sehr schwer und muß daher sorgfältig studirt werden. Wir werden im Ganzen 5 Proben für die Symphonie haben; ich glaube das wird genügen."

Hoe gedenkwaardig dat concert op 30 december 1884 ook geweest mag zijn, erg lang was het wel: het begon om halfzeven met Liszts 'Les préludes', gevolgd door Schuberts Wandererfantasie in Liszts bewerking voor piano en orkest. Daarna pas kwam Bruckners Zevende aan de beurt, waarna het concert eindigde met fragmenten uit Wagners Götterdämmerung én de Don Juan-fantasie van Liszt. Een hele zit.

Maar liefst 126 jaar later was het weer het Gewandhausorchester met Bruckners Zevende symfonie, nu onder zijn voormalige chef-dirigent Herbert Blomstedt, die met zijn programma het publiek gelukkig niet op de proef hoefde te stellen. Het applaus is op deze live-opname uiteraard slechts voor een klein deel meegesneden en dus weten we niet hoe lang het publiek voor orkest en dirigent hebben geapplaudiseerd, maar het zou me niet verbazen als dat ook lang heeft geduurd. Misschien wel 1/4 Stunde!

Herbert Blomstedt (foto Matthias Creutziger)

De Zweeds-Amerikaanse dirigent wordt in Leipzig zeer gewaardeerd: niet alleen in de periode dat hij chef-dirigent van het Gewandhausorchester was, maar ook daarna. Als hij dirigeert komen doorgaans de beste eigenschappen van de 'Kapellmeister' naar boven en dat levert enerverende concerten op. Zijn Bruckner staat als een huis, hij kent zijn zaakjes tot in de finesse. Wat hem betreft beroert de muziek van Bruckner de hoogste toppen van de volbloedromantiek, waarbij de dirigent trefzeker zijn weg gaat door deze symfonische 'reuzenslangen'. En altijd met een mooie klank, want daar houdt Blomstedt van, onvoorwaardelijk zelfs. De hevigste klankerupties blijven onder zijn bezwerende handen nobel en glanzend, hij bouwt de reserves dusdanig in dat de tuttiklank nooit onaangenaam wordt. Maar er is een keerzijde die voor de een zwaarder weegt dan voor de ander. En die in de ene symfonie zwaarder doorweegt dan in de andere. Het weegt in ieder geval door in deze Zevende, waarin Blomstedts vlotte aanpak niet of nauwelijks afbreuk doet aan de vele vergezichten in dit grootse werk. Het is evenwel de meer 'aardse' Bruckner die bij Blomstedt het volle pond krijgt (waar hoor je zo'n heerlijk boertig Scherzo als bij Blomstedt?), terwijl de mystieke kant van zijn wezen een minder belangrijke rol krijgt toegemeten. Aldus krijgen we een heerlijk ouderwetse Bruckner voorgeschoteld, hecht doortimmerd in de beste traditie van de 'Kapellmeister', soms heel 'feierlich' (Adagio), waarbij menig themafragment, een vioolfiguur of een houtblazerstrekje echt liefdevol onder de loep wordt genomen zonder nodeloos de aandacht op zich te vestigen.

Bij Blomstedt dus niet de sacrale sfeertekening als bij Jochum of in nog sterkere mate Celibidache, maar hij verliest zich ook nergens: bij hem blijft alles en iedereen goed bij de les. Zijn Bruckner blijft met beide benen stevig op de grond, terwijl bij Celibidache hij als het ware neerdaalt uit de hemel (of bij uitzondering bijj Haitink, die met de Sächsische Staatskapelle Dresden, alweer heel lang geleden in het Amsterdamse Concertgebouw, een absoluut onvergetelijke Zevende neerzette). Maar verbazend is het om te horen hoe de inmiddels zeer bejaarde Blomstedt (hij was 83 toen hij dit werk dirigeerde) met zoveel elan deze muziek dirigeert. Alsof leeftijd niet iets is om al te lang stil bij te staan. De slotsom: een mooie Bruckner en de cyclus gaat voort!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links