CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juni 2021

Brahms: Altviooltrio in a, op. 114 - Altvioolsonate nr. 1 in f, op. 120 nr. 1 - nr. 2 in Es, op. 120 nr. 2

Miguel da Silva (altviool), Xavier Phillips (cello), François-Frédéric Guy (piano)
Alpha 648 • 71' •
Opname: dec. 2019, Arsenal de Metz (F)

   

Op dit album is de hoofdrol weggelegd voor de altviool, het warmbloedige en bronzen instrument dat deze drie sonates als een handschoen past. Dat mag misschien ietwat vreemd klinken, want Brahms concipieerde ze immers oorspronkelijk met de klarinet in de hoofdrol. Net zo warmbloedig, met een al even bronzen klank, maar – het hoeft geen nadere toelichting –volstrekt anders geaard.

De klank van de altviool mag dan in het midden- en lage(re) register dicht bij de cello staan, in de hoge(re) ligging is het contrast groot genoeg om toch een boeiend parcours uit te zetten. En wie mocht denken dat we in zekere zin te maken hebben met twee van nature ‘logge' instrumenten kan zich dankzij deze uitgave gelijk van het tegendeel laten overtuigen. Maar misschien is wel het belangrijkste aspect dat van de gloedvolle lyriek zoals die zich in deze drie werken met grote instrumentale schoonheid openbaart. Terwijl de pianopartij onmiskenbaar doordesemd is van de late Brahms van de pianostukken op. 116-119. Dat weet de pianist François-Frédréric Guy er overigens moeiteloos uit te lichten.

Het samenspel van de drie heren is exemplarisch, wat ongetwijfeld verband houdt met hun lange samenwerking die deels teruggaat naar het Ysaÿe-kwartet. De samenwerking tussen Guy en Xavier Phillips als duo heeft eveneens een lange geschiedenis: ze spelen al bijna een decennium samen, waarin ze onder meer Beethovens cellosonates hebben opgenomen, eveneens voor het Franse Alpha-label.

Waar het in deze werken op aankomt is de meest pure vorm van symbiose. Drie volkomen anders geaarde instrumenten in handen van drie volkomen gelijkgestemde zielen. Een conversatie ook op een hoog plan, ingegeven door de eigenschap om goed naar elkaar te luisteren, voor zichzelf de nodige ruimte te creëren en die ook weer weten af te staan, met als omlijsting de perfecte techniek waar alle grote muziek nu eenmaal niet zonder kan.

In het cd-boekje wordt terecht aangesneden waarom van op. 114 de versie voor altviool zo weinig wordt gespeeld. Da Silva heeft er een passende verklaring voor: dat het zich technisch uiterst lastig laat realiseren en dat het door Brahms specifiek is ontworpen als klarinettrio (met de klarinettist Richard Mühlfeld daarbij in gedachten, een late kennismaking die op de componist een overweldigende indruk heeft gemaakt). Maar al mag dat zo zijn, het neemt niet weg – en daarin geef ik Da Silva alle gelijk van de wereld – dat ook dit trio overloopt van zangerigheid en dat het alleen al daardoor een uitgelezen discours is voor niet alleen de klarinet maar ook de altviool die qua karakter eveneens dicht bij de menselijke stem staat (zoals dat tevens geldt voor de cello). Voeg daarbij de melancholieke esthetiek van de late Brahms die ook de altviool als een handschoen past. Warm en betrokken, ze vormen de kern van deze vertolkingen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links