![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, september 2019
|
Er is die legendarische opname op EMI (nu Warner) uit het begin van de jaren zestig, met het Philharmonia Orchestra & Chorus, de sopraan Elisabeth Schwarzkopf, de bariton Dietrich Fischer-Dieskau en op de bok Otto Klemperer. Opnametechnisch inmiddels wat gedateerd, maar dat tast het buitengewoon indrukwekkende geheel niet aan. Een vertolking-uit-één-stuk die ook ruim een halve eeuw na dato nog niets van zijn fascinatie heeft verloren. En dan te bedenken dat sindsdien nog een groot aantal andere opnamen aan de horizon is verschenen dat recht doet aan de theologische en rijk uitgestalde expressieve antecedenten van dit grootschalige werk van de hand van de toen nog nauwelijks dertigjarige componist. Yard stick in its own right, merkte een recensent jaren geleden eens over Klemperers vertolking op en ik geef hem nog steeds groot gelijk. Een episch werk dat een dito uitvoering vereist, waarin de urgentie voortdurend doorklinkt en waarin het vooral draait om momentum en puls, devotie en intensiteit. Waarin de tijdloze boodschap van 'Tod und Verklärung' zich door een zich bijna als vanzelf voortslepend discours niet laat ondersneeuwen. Ik roep slechts twee meer recente opnamen in herinnering die al deze ingrediënten bezitten: die met Gardiner (klik hier) en die met Reuss (klik hier), beide mede dankzij volledig op hun taak berekende solisten (helaas nog steeds meer uitzondering dan regel: menige sopraan en bariton onderschat de complexiteit ervan). Schwarzkopf zei eens van haar aandeel in 'Ihr habt nun Traurigkeit': high notes, deep emotions (Brahms voegde dit deel overigens pas later toe, nadat de première al had plaatsgevonden). Daniel Hardings benadering steekt hier nogal flets bij af. Wat hij mist is de diep gevoelde motivatie om er iets heel bijzonders van te maken. En dat terwijl hem alle ingrediënten daarvoor bij wijze van spreken in de schoot zijn geworpen, te beginnen bij de buitengewoon indrukwekkende partituur, met vervolgens het op professionele leest geschoeide, uit slechts zo'n dertig leden bestaande Zweeds radiokoor (een aantal van hen zal ongetwijfeld nog profijt hebben gehad van de wijze lessen van Eric Ericson), het niet minder door de wol geverfde orkest en de beide solisten die zonder meer op hun taak zijn berekend. Maar het komt er desondanks niet van. Er is teveel naar het uiterlijke karakter van het werk toegewerkt, alsof orkestrale glans het hoogst denkbare doel moest zijn, met als gevolg een lezing waaraan intimiteit en evocatieve differentiatie ontbreekt. Maar misschien is wel het grootste bezwaar de tekortschietende spanningsopbouw en - daaraan inherent - de verwaarlozing van een in alle geledingen goed doortimmerd concept (terwijl de componist het als het ware op een presenteerblad heeft aangereikt). Vijf minuten Klemperer in 'Denn alles Fleisch es ist wie Gras' en het pleit is eigenlijk al beslecht. De conclusie lijkt onontkoombaar: Harding is niet meer dan een matige leidsman. Zeker, Christiane Karg mist de verbeeldingsvolle rijkdom van Elisabeth Schwarzkopf, maar dat is zeker geen schande. Maar ook Matthias Goerne komt maar niet in zijn rol van de gedroomde liedzanger, alsof ook hij werd meegezogen in de bleek getinte directie van Harding (die binnenkort als piloot in dienst treedt bij Air France). Wat resteert is een uitvoering waarin het niet is geworden wat het had kunnen zijn. Producer Martin Sauer heeft van de akoestiek van de Berwaldhallen in Stockholm toch nog iets moois weten te maken. index |
|