CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2017
|
Brahms moet behoorlijk hebben geworsteld met dit genre want de Eerste vioolsonate (de componist was toen al in zijn vijftigste levensjaar aanbeland) is in feite zijn Vierde: de eerste drie ontkwamen niet aan de toetssteen van zijn kritiek. Het is een beeld dat we ook van andere componisten kennen: net niet goed genoeg bevonden en dan uiteindelijk maar richting prullenbak. Of anders wel met dwars over het notenblad 'ungültig' (Bruckner). Toen Brahms aan zijn 'officiële' Eerste sonate begon was hij een volleerd meester en gerijpt kunstenaar. In die zin hoefde hij het niet meer op te nemen tegen zijn grote voorganger Beethoven. Die uiteraard zelf al tien vioolsonates op zijn naam had gebracht. En wat voor sonates. Toch is het wel enigszins merkwaardig dat Brahms zich langdurig in Beethovens schaduw heeft gevoeld, terwijl toch al zo vroeg duidelijk was (het Eerste pianoconcert en zijn voorloper!) dat hij wel degelijk in staat was om op zijn eigen unieke kompas te varen. 'Frei aber einsam' was meer dan alleen maar een motto. Maar misschien is dit niet meer dan een constatering achteraf en bovendien van een buitenstaander. Maar hoe het ook wordt gewend of gekeerd, Brahms zal zonder enige twijfel met groot respect zo niet ontzag hebben opgekeken tegen tenminste Beethovens laatste twee vioolsonates: de beroemde 'Kreutzer'op. 47 en het uitermate grillige maar niet minder geniale op. 96. In de zomermaanden was Brahms vaak in de dorpjes rond de doorgaans zonnige Wörthersee te vinden, in de jaren zeventig zijn favoriete vakantiebestemming. De in Pörtschach ontstane Tweede symfonie wordt daarom ook niet zonder reden Brahms' 'Pastorale' genoemd, maar ook het Vioolconcert ademt merendeels die sfeer. Vrijwel direct na het Vioolconcert werkte Brahms in de zomers van 1878 en 1879 aan de fabuleuze Vioolsonate op. 78. Ook dit werk getuigt van een zonnige, warme en intens lyrische inborst, al is het niet zonder indringend muzikaal rouwbeklag. Brahms droeg de sonate op aan Clara Schumann, die kort daarvoor haar zoon en tevens Brahms' petekind Felix had verloren. De treurnis die zich in de hoekdelen openbaart wordt treffend weergegeven door verwijzingen naar Brahms' Regenlied op. 59. De daaruit ontstane bijnaam 'Regensonate' doet het werk als zodanig helaas toch niet voldoende recht, want dominant in het werk zijn de expressieve gloed, de gepassioneerde exuberantie en de breed uitgesponnen lyriek (Adagio). Hoe brengen Christian Tetzlaff en Lars Vogt het ervan af? Meer dan uitstekend, met een meer gecultiveerde toonzetting dan in de live-opname (EMI) uit 2001. Deze nieuwe uitvoeringen bieden een pregnant mengsel van sublieme lyriek, stralende energie, grote sonoriteit, volmaakte souplesse, fraaie articulatie en in structureel opzicht tot in de puntjes uitgewerkt. Het is altijd weer een kunst op zich om het kruit niet al te snel te verschieten, de opbouw van deze sonates de tijd te geven zich te ontwikkelen. Vrij naar Mahler: 'Zeit lassen'. Violist en pianist doen in geen enkel opzicht voor elkaar onder, ze voeren voortdurend fascinerende tweegesprekken en leggen binnen de door Brahms aangegeven masculiene kaders uitzonderlijk veel poëzie in hun spel. Dit is kort samengevat een schitterende Brahms. De beide instrumenten werden voorbeeldig vastgelegd. In het cd-boekje ondermeer een lezenswaardig interview met de beide hoofdrolspelers. index |
|