CD-recensie

 

© Aart van der Wal, december 2004

 

Brahms: 7 Fantasieën op. 116 – 3 Intermezzi op. 117 – 6 Klavierstücke op. 118 – 6 Klavierstücke op. 119.

Stefan Vladar (piano).

Harmonia Mundi HMC 901844 • 75' •


Deze uit 1892 en 1893 stammende miniaturen (Brahms was toen rond de zestig) zijn niet bestemd voor briljante pianistiek en dus ook niet voor klavierleeuwen die daarmee hun virtuose kunsten mogen vertonen. Wat niet wegneemt dat ze grote technische vaardigheid vereisen en daardoor geenszins weggelegd zijn voor de zelfs niet goed gedisponeerde amateurpianist, want die zal er onherroepelijk de tanden op breken. Maar waar het in deze imposante pianostukken toch vooral om gaat is de modellering van deze vooral melancholieke en eenzame monologen van een componist die de grootse symfonieën, concerten, variatiecycli, sonates, kwartetten, kwintetten, sextetten en liederen achter zich heeft en op een wel heel bijzondere wijze muzikaal zowel terugblikt als vooruitkijkt, in een klanktaal die niet zelden naar het impressionisme zweemt en ook sterke raakvlakken heeft met bekentenismuziek in haar puurste vorm. Ook in deze muziek toont Brahms zich weer de componist die zich niet bekommerd om holle retoriek en lege virtuositeit, opgelegd pandoer en vals pathos: hij blijft tot het laatst zijn onwankelbare geloof in de werkelijke betekenis van ‘zijn’ muziek trouw.

De vier boeken op. 116-119 bestaan uit capriccio’s, intermezzi, ballades, een ballade en een rapsodie en zijn tevens Brahms’ laatste composities voor zijn geliefde instrument, de piano. Fascinerend zoals Brahms gestalte geeft aan gevoelens van resignerende wijsheid, contemplatie en diep doorvoelde lyriek afgewisseld door dansante episoden en energieke vechtlust.

Slechts een handvol vertolkers weten de diepte die in deze muziek verscholen ligt te raken. Dat begreep Clara Schumann al in oktober 1893, toen ze in haar dagboek over op. 118 en 119 opmerkte: “Ich spiele jetzt täglich etwas von den Brahmsschen neuen Stücken. Leider kann ich nur sehr wenig daran studieren, es gehört die größte Anspannung des Geistes dazu, allem gerecht zu werden, zu einigen Stücken auch körperliche Kraft.”

In dat zelfde jaar schreef Bach-biograaf Philipp Spitta aan Brahms: “Ihre Klavierstücke sind recht zum langsamen Aussagen in der Stille und Einsamkeit, nicht zum Nach-, sondern auch zum Vordenken und ich glaube Sie recht zu verstehen, wenn ich meine, daß Sie derartiges mit den Intermezzi haben andeuten wollen.”

Wie naar mijn smaak in op. 119 het dichtst bij mijn ideale Brahms-beeld komt is Julius Katchen (Decca 455.247-2, 6 cd’s gevuld met pianowerken van Brahms en Schumann, waaronder helaas alleen op. 119, opgenomen in mono in het begin van de jaren vijftig, maar uitstekend van klank). Ook in het tweede intermezzo van op. 117 en de pianostukken op. 118 is de pianist vrijwel onverslaanbaar (Decca 452.338-2, 2 cd’s, wederom met andere pianomuziek van Brahms).

Imogen Cooper legt de schoonheid van op. 116 ogenschijnlijk moeiteloos bloot en is bovendien gezegend met een formidabele opname die de vleugel levensecht in de kamer plaatst (Ottavio OTRC 39027, gekoppeld aan een eveneens formidabele lezing van Schumanns Abegg-variaties).

Dan is er wellicht onverwacht Dmitri Alexejev in op. 116-119 (EMI CZS 569.521-2, 2 cd’s, gekoppeld aan Brahms’ 8 pianostukken op. 76 en Schumanns Études symphoniques) die zich zowel technisch als interpretatief op de top van de Parnassus beweegt en ook bediend werd met een schitterende opname.

Dan zijn er van de ‘oudgedienden’ tenslotte nog de excellente Lupu in op. 117-119 (Decca 417.599-2) en Bishop-Kovacevich in op. 116-117 (Philips 442.589-2, 2 cd’s, helaas gekoppeld aan minder geslaagde vertolkingen van Dinorah Varsi en Adam Harasiewicz), ook al uitstekend opgenomen.

De 39-jarige Weense pianist Stefan Vladar komt in zijn benadering het dichtst bij Lupu en Bishop-Kovavevich en wat hij in dit interpretatief lastige repertoire te bieden heeft is voorwaar niet mis: een gedifferentieerd kleurenpalet met zeer fraaie toonvorming, natuurlijk rubato, lyrische warmte naast grote sonoriteit en in de luide passages een niet aflatend scherp oor voor evenwicht en nobele klankvorming. En als het op inzicht in deze herfstachtige stukken aankomt laat hij coryfeeën als Kissin (DG) en Kempff (DG) met gemak achter zich. De opname is een sieraad. Een schoonheidsfoutje in het boekje: de laatste 6 pianostukken op. 119 worden abusievelijk (ook) met op. 118 aangeduid.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links