CD-recensie

 

© Aart van der Wal, maart 2017

 

Ophélie Gaillard - Exiles

Bloch: Schelomo - Aus jüdischem Leben

Korngold: Celloconcert in C, op. 37 - Die tote Stadt op. 12 (Tanzlied des Pierrot)

Prokofjev: Ouverture op Hebreeuwse thema's op. 34

Alberstein/Lehn: Sarah zingt een wiegenlied voor de kleine Isaac

Trad./Lehn: Freilechs

Ophélie Gaillard (cello), Sirba Octet, Orchestre Philharmonique de Monte-Carlo o.l.v. James Judd

Aparté AP142 • 69' •

Opname: juli 2015, Monte-Carlo; juni 2016, Parijs

   

De trommels van de verbanning ontwaken aan de grenzen de eeuwigheid die tussen het zand gaapt.
Saint-John Perse, Anabase I

De Franse celliste Ophélie Gaillard speelde samen met het filharmonisch orkest van Monte-Carlo een cd vol met uitsluitend muziek van componerende bannelingen: Ernest Bloch (1880-1959), Erich Wolfgang Korngold (1897-1957), Sergej Prokofjev (1891-1953) met als toefje op deze veelzijdige taart een wiegenliedje van Chava Alberstein (1947) en een traditioneel danslied uit Odessa. Het klinkt alles tezamen genomen als een rijk geschakeerd, muzikaal eerbetoon aan het joodse volk dat zo onder het juk van de nazi's heeft moeten leiden.

Het was de Franse dichter en banneling Saint-John Perse (1887-1975) die het in één zin meesterlijk samenvatte: 'Les tambours de l'exile réveillent aux frontières l'éternité qui baille entre les sables'. Men kan zich uiteraard de vraag stellen in hoeverre ballingschap wel of niet gedwongen was, maar het antwoord doet er minder toe. Wie vrijwillig vertrok voelde doorgaans toch onvrede met zijn of haar leef- of werkomstandigheden, of vertrok om andere reden uit vrije wil; en wie gedwongen vertrok had te maken met een weinig aanlokkelijk of zelfs vijandig politiek klimaat dat zich of al in zijn volle omvang had gemanifesteerd of in opkomst was. Zo zag menigeen in de jaren dertig de bui hangen en wie weg wilde en weg kon komen handelde er vervolgens naar. De lijst met namen is, zoals we weten, lang, heel lang. Een aantal van hen vond een nieuw vaderland, anderen hoopten - soms tevergeefs - op terugkeer. Menigeen keerde terug maar raakte daarna al snel ontgoocheld door het inmiddels sterk gewijzigde sociale, economische of politieke klimaat in het Europa. Het land dat men eerder had (moeten) verlaten, liet zich niet meer herkennen.

Een uitstekend idee dus, deze cd. Ophélie Gaillard (1974, Parijs) had mij al eerder verrast met haar vertolking van het Celloconcert Wq171 en de Cellosonate Wq 137 van Carl Philipp Emanuel Bach (klik hier voor de bespreking). Toen ging het in haar opvatting om de 'phénoménologues du son', ofwel de fenomenologie van de klank. De gedachtegang dat de intuïtie leidraad is, niet rationele kennis. Dat musiceren eerder een kwestie van aanvoelen dan van wetenschap is.

Voor haar nieuwe cd schreef de celliste een zeer lezenswaardige inleiding, waarin zij ook de Amerikaanse auteur Paul Auster citeert. Over spraak: 'Sounds emerge from the voice to enter the air [.] and though they cannot be seen, these sounds are no less a gesture than a hand is when outstretched in the air towards another hand'. Die connotatie wil Gaillard doortrekken naar de muziek en het lijkt mij dat zij daarin ten volle is geslaagd. Deze fraai opgenomen cd getuigt er althans van. Haar cello (een Francesco Goffriller uit 1737) mag van haar zingen maar ook kreunen en dat gebeurt met het technische en interpretatieve aplomb dat haar spel zo eigen is. Grote waardering ook voor het orkest uit Monte-Carlo onder zijn chef-dirigent James Judd en zeker niet in de laatste plaats het Sirba Octet dat het joodse muzikale erfgoed in de bewerkingen van Cyrille Lehn met groot enthousiasme doet herleven. De opname behoort tot de allerbeste in zijn soort.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links