|
CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2014
|
Beethoven: Symfonieën nr. 1 in C, op. 21 (28-10-1939) - nr. 2 in D, op. 36 (4-11-1939), nr. 3 in Es, op. 55 (Eroica) (28-10-1939) -
nr. 4 in Bes, op. 60 (4-11-1939) - nr. 5 in C, op. 67 (11-11-1939) - nr. 6 in F, op. 68 (Pastorale)
(11-11-1939) - nr. 7 in A, op. 92 (18-11-1939) -
nr. 8 in F, op. 93 (25-11-1939) - nr. 9 in d, op. 125 (2-12-1939) - Ouvertures Egmont op. 84 (18-11-1939) - Leonore nr. 1 op. 138 (25-11-1939) - nr. 2 op. 72 (25-11-1939)
Jarmila Novotna (sopraan), Kerstin Thorborg (alt), Jan Peerce (tenor), Nicola Moscona (bas), Westminster Choir, NBC Symphony Orchestra
o.l.v. Arturo Toscanini
Music & Arts CD-1275 (5 cd's)
Live-opname: NBC Studio 8H (nr. 1-8), New York
Carnegie Hall (nr. 9), New York |
|
|
In de achtenvijftig jaar dat Arturo Toscanini (1867-1957) voor het orkest stond heeft hij talloze malen de symfonieën van Beethoven gedirigeerd, hetzij individueel, hetzij - in mindere mate - als cyclus. Hij begon op 3 mei 1896 met de Eerste symfonie (tevens zijn eerste optreden als dirigent bij de Scala) en eindigde op 7 maart 1954 met de Pastorale, een maand voor zijn afscheid. Beethovens symfonieën speelden een essentiële rol in zijn gehele dirigentencarrière: talloze malen stonden de negen symfonieën op zijn programma's: voor Toscanini was Beethoven de belangrijkste componist van symfonische muziek.
Hoe Toscanini's Beethovenstijl zich in de loop van die ruim halve eeuw heeft ontwikkeld weten we helaas niet precies, want van de eerste helft van zijn loopbaan zijn helaas geen opnamen bewaard gebleven. Wel kunnen we in dit opzicht enigszins afgaan op wat Toscanini er zelf van zei: dat hij rond de eeuwwisseling de dirigent Hans Richter Beethoven had horen dirigeren en diens interpretatie vervolgens als voorbeeld had genomen. Volgens een orkestlid dat met Toscanini en het in 1920/21 nieuw samengestelde Scala-orkest op tournee was geweest, hanteerde Toscanini flexibele tempi en werden de openingsmaten van de Vijfde in een uitgesproken 'declamatorische' stijl gespeeld. Een recensent van de Londense Times vatte Toscanini's Beethoven in 1930 samen met "steadiness combined with suppleness to rhythm and tempo." Richard Strauss vond Toscanini´s Beethoven beter dan van wie ook, al zei hij er wel bij dat Toscanini weinig op had met de ´romantische´ kant van Beethoven.
De overgeleverde opnamen uit 1921 (toen nog in het pre-elektrische tijdperk) maken in ieder geval duidelijk dat Toscanini's visie op Beethoven zich tot het concertseizoen 1936 niet ingrijpend heeft gewijzigd. Maar daarna werd het anders, zoals deze opnamen uit de laatste drie maanden van 1939 laten horen, met snellere tempi, in de dynamiek sterker contrasterend, lyrische maar ook tutti-passages scherper geprofileerd, het gehele discours zo helder als glas en met een onfeilbaar gevoel voor proportie dat ook vandaag nog steeds verbaast.
Kritiek was er ook. In Robert Marsh' standaardwerk Toscanini and the Art of Orchestral Performance (1956, heruitgegeven in 1973 en bij www.AbeBooks .com nog steeds verkrijgbaar) wordt opgemerkt dat Toscanini's Beethoven teveel Italiaanse elementen bevatte en "fugues whipped up like the long, accelerating climaxes of Rossini overtures, chords like falling blows, violent and unexpected compression and expansion of phrases. These theatrical devices cheapen and vulgarize the Eroica." Naar aanleiding van een uitvoering van de Eroica in juni 1937 in Queen's Hall, Londen, schreef de London Times: "The tone of the orchestra, even of an abrupt fortissimo chord, is full, saturated and free from noise." Het zijn eigenschappen die in die gortdroge studio 8H in New York voor de luisteraar helaas buiten bereik moeten blijven, maar de kritiek geeft wel een aanwijzing omtrent de orkestklank zoals die in Londen werd ervaren. Het is overigens een probleem dat vrijwel alle Toscanini-opnamen treft: de beperkte opnametechniek in die dagen kon slechts een bescheiden beeld geven van Toscanini's 'aanpak, waaraan gelijk kan worden toegevoegd dat het nauwelijks voorstelbaar is hoe gedisciplineerd deze temperamentvolle Italiaan een orkest kon laten spelen en hoe modern zijn lezingen aandoen, vergeleken met dirigenten als Mengelberg, Furtwängler en zelfs Klemperer. De stap van Toscanini's Beethoven naar die van Harnoncourt, Brüggen of Herreweghe is gering, naar die van een Furtwängler immens. Ondanks die droge studio H8 en de toenmalige stand van de opnametechniek (hoewel de door Aaron Snyder uitgevoerde audiorestauratie absoluut als een verademing uitpakt) is dit een Beethoven uit een stuk die zelfs 75 jaar later nog staat als een huis. Hiermee vergeleken komen andere gerenommeerde dirigenten uitgesproken ouderwets over, of zo u wilt sterk gedateerd. En dan te bedenken dat het zonder uitzondering live-opnamen betreft (waarvan u aan de hand van de data in de kop van deze recensie tevens de samenstelling van deze Beethovenconcerten kunt afleiden). Dat de Negende bij uitzondering in Carnegie Hall werd uitgevoerd en opgenomen heeft alles te maken met de voor koor en orkest samen te bescheiden ruimte van NBC Studio 8H.
Dat Toscanini de reprise menigmaal respecteert (zeker in die tijd, maar ook nog lang daarna, eerder uitzondering dan regel!) siert zijn visie op Beethoven, al is hij daarin niet consequent. Het is jammer dat hij uitgerekend in de finale van de Vijfde de herhaling achterwege laat, terwijl die nu juist daar essentieel is; overigens een relatief kleine vlek op een grootse interpretatie (van het openingsdeel van de Zevende kan precies hetzelfde worden gezegd)..
Tot slot een groot compliment aan het adres van Christopher Dyment die in het cd-boekje zeer gedetailleerd ingaat op Toscanini's Beethoven en dat de kwaliteiten van een essay heeft. Wel was het handiger geweest als de uitgevoerde werken ook op de cd's waren afgedrukt. Nu moet men eerst het boekje erbij nemen (of de achterzijde van het doosje raadplegen) om de juiste cd te vinden.
|
|