CD-recensie

 

© Aart van der Wal, januari 2010

 

 

Beethoven: Vioolconcert in D, op. 61.

Korngold: Vioolconcert in D, op. 35 (1937/1945).

Renaud Capuçon (viool), Rotterdams Philharmonisch Orkest
o.l.v. Yannick Nézet-Séguin.

Virgin Classics 694589 0 3 • 71' •

 

 

 


Renaud Capuçon toont zich in deze beide vioolconcerten een uitgesproken lyricus die nogal zuinig is op zijn violistieke spierbundels en duidelijk langs vloeiende lijnen zijn vertolking opbouwt. In Yannick Nézet-Séguin heeft hij bovendien een partner gevonden die zijn visie in de volle breedte ondersteunt (hoewel het natuurlijk met evenveel recht tegenovergesteld kan zijn gegaan: dat de violist zich heeft gevoegd naar de opvatting van de dirigent, wat zo vreemd nog niet is, getuige het interview dat ik onlangs met hem had - klik hier).

Nadat Beethoven het vioolspel van Adolphe Kreutzer had gehoord, schreef de componist aan zijn uitgever dat hij best ingenomen was met de onopgesmukte, rechttoe-rechtaanbenadering van de violist. Beethoven moest niets hebben van het diepe graafwerk door de meeste virtuozen. En van het spel van Franz Clement (aan wie Beethoven zijn Vioolconcert had opgedragen) werd gezegd dat het toch vooral innig en gracieus was, met een trefzekere intonatie en een buitengewoon goed ontwikkelde streektechniek. Hoezeer Capuçon die innigheid en gratie in zijn spel heeft gelegd blijkt wel uit het Largetto, de maten 45-53 en vervolgens sempre perdendosi, met het pianissimo in een fabuleuze poëtische kern gevat die hem wat mij betreft althans in dit opzicht op een lijn stelt met de uitvoering die mij van begin tot eind aan het hart is gebakken: die door Itzhak Perlman met het Philharmonia Orchestra onder leiding van Carlo Maria Giulini (EMI). Maar in Capuçons benadering hoor ik ook andere grote violisten terug, zoals Zino Francescatti (met Bruno Walter, op Sony), Christian Ferras (met Herbert von Karajan, op DG) en Henryk Szeryng (met Bernard Haitink, op Philips). De Franse vioolschool? Mogelijk, maar het is toch mede de dirigent die de puls en de ritmische veerkracht bepaalt. Zo zijn de orkestrale contouren bij Nézet-Séguin ronder dan bij Walter en Haitink. In de finale krijgt t het rondo-thema - ondanks de pittig vastgelegde bassen - minder uitgesproken ritmisch reliëf en wordt de dynamiek bewust klein gehouden.

Het Korngold-concert geeft een soortgelijk beeld, maar met name in het openingsdeel zorgt het te trage tempo voor een soort slow-motion effect dat niet bij echt bij dit werk past. Wat dat betreft heeft Jascha Heifetz (met Alfred Wallenstein, op RCA) het volgens mij beter begrepen, want bij hem wordt de hechte structuur niet opgeofferd aan de lange adem. Hij trekt heel fraaie spanningsbogen die zijn vertolking een aparte gloed verlenen. Die (mono)opname klinkt nog best goed, maar wie een 'moderne' versie zoekt kan het beste terecht bij Gil Shahan met André Previn op DG, een opname uit 1993; of Nikolai Znajder met Valery Gergiev op RCA (klik hier voor de recensie).

De Virgin-registratie (MCO, Studio 5, Hilversum, juli 2009) klinkt uitstekend, maar mijn eerste keus is deze nieuwe uitgave toch niet.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links