CD-recensie

 

© Aart van der Wal, mei 2005


Beethoven: Pianosonates nr. 26 in Es, op. 81a (Les adieux) - Nr. 29 in Bes, op. 106 (Hammerklavier)

.Alfred Brendel (piano).

Philips 446093-2 • 62' •


Charles Rosen heeft in zijn boek The classical style, pag. 409 e.v. (op zich al een klassieker die iedere musicoloog en vertolk(st)er binnen handbereik zou moeten hebben, maar ook het muzikale inzicht van de leek aanzienlijk zal verdiepen) overtuigend aangetoond dat niet zozeer de lengte (ca. drie kwartier) maar het compositorische concept van de Hammerklavier-sonate dit werk zo kolossaal maakt. Bijzonder is dat in het openingsdeel de feitelijk expositie van het thematische materiaal naar de doorwerkingsepisode wordt verlegd en dat de snelheid waarmee het motivische geraamte wordt ontwikkeld tot dan toe ongekend is en op de toehoorder een adembenemende indruk maakt.

In het openingsdeel draait alles om die almaar dalende tertsen die in vele gedaanten onverbiddelijk worden voortgestuwd en de kern vormen van het conflict dat zich tussen licht (Bes groot) en donker (Bes klein) afspeelt. Ook in het parodiërende Scherzo en deels in het Adagio vinden we daarvan de elementen terug. In deze live-opname van een recital in de Weense Musikverein in februari '95 blijkt voor de zoveelste maal dat Brendels vertolkingskunst primair voortkomt uit een grote muzikale denkkracht die vervolgens naadloos aansluiting vindt bij de vrijwel vlekkeloze techniek. Hij kent 'zijn' Beethoven als bijna geen ander en weet b.v. haarscherp dat hèt hoogtepunt in het openingsdeel bij de maten 200-201 te vinden is: de werkelijk geniaal gevonden toonsoortwisseling (op deze cd bij 6'58) van D naar Bes (daar is de terts weer!), hier werkelijk magistraal en met een sublieme sonoriteit ten tonele gevoerd. Brendel toont ons Beethoven in diens ongenaakbare grootheid: de zich over grote afstanden steeds steeds verder en dieper ontwikkelende modulaties blijven onverbrekelijk verbonden met de kiemmotieven, wat de structuur van het opus naarmate de vertolking vordert hechter en hechter lijkt te maken.

In het Adagio, met bijna achttien minuten Beethovens langste exploratie van de sonatevorm, klimmen de decoratieve melodielijnen in de rechter hand met gestaag toenemende dramatische spankracht in de gebroken stuwende beweging naar een door merg en been gaande expressiviteit. De bijna symmetisch vormgegeven smart wordt door Brendel con molto sentimento tot in de uiterste hoeken verkend en consequent volgehouden tot en met de mysterieuze inleiding tot de finale (met alweer die dalende tertsen!), die dan ook als een verademing losbarst. Het begin van de op een nieuwe, revolutionaire stijl geënte driestemmige fuga lijkt nu op een tijger die uit zijn kooi losbreekt.

De studio-opname van op. 81A is een waardige pendant met als een van de vele hoogtepunten het minutieus uitgewerkte middendeel (L'Absence) waarin Brendel zijn interpretatieve meesterschap bewijst door de botsende dissonanten symboliserende verlatenheid en troosteloosheid met de daaropvolgende cantabile-interlude zo te verweven dat a.h.w. in de oneindige diepte van zowel heimwee en hunkering als verlichting wordt gekeken.

Het klankverschil tussen de live- en studio-opname had naar mijn smaak groter moeten zijn. Met name in op. 106 miste ik de diepbronzen sonoriteit in het laag van de grote Steinway, hoewel de toonbalans beter is dan in de eveneens hoog door mij geprezen Gilels-vertolking op DG.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links