CD-recensie
© Aart van der Wal, juli 2021 |
Vorig jaar was het Beethovenjaar: er werd toen allerwegen herdacht dat de componist 250 jaar eerder, in 1770, in Bonn was geboren. Maar ‘allerwegen' wel met een stevige kanttekening, want het progressief oprukkende coronavirus gooide heel veel roet in het (ook muzikale) eten. Dat er desondanks vrij veel muzieklabels middels nieuwe of heruitgaven er volop aandacht aan besteedden was eerder het gevolg van veel eerder gemaakte planning en uitvoering dan van een last-minute actie: wat op de plank lag kon immers gewoon worden uitgebracht, hoewel her en der logistieke distributieproblemen ontstonden die of tot vertraging of zelfs tot annulering leidden; met dit jaar meer dan enige mosterd na de maaltijd als gevolg. Toen deze nieuwe opnamen door Deutsche Grammophon werden gemaakt was het coronavirus niet alleen alom aanwezig, maar moesten de vaccinaties zelfs nog beginnen. Tijd en plaats van handeling: december 2020, St. Luke's in Londen, het bekende thuishonk van het London Symphony Orchestra. Eenieder met een mondkapje en minstens op 1.5 meter afstand: het moest wel uitmonden in eerst heel veel passen en meten, l proberen (‘hoe klinkt het zo? En zo? En hier? En daar?'), met steeds weer andere microfoonopstellingen, enz. Maar er waren wel professionals aan het werk, zowel op het podium als in de naastgelegen controlekamer. En wat uiteindelijk niet zo goed klonk, kon met behulp van de digitale techniek alsnog goed klinkend worden gemaakt. Was de klank te droog? Dan werd er galm aan toegevoegd. Was er sprake van ‘close miking'? Dan boden de schuifregelaars de helpende hand. En met zoveel opnamesporen kon er achteraf nog veel worden gecorrigeerd. Niemand die er thuis iets van zou merken. Techniek ten dienste van de muziek, het bestaat al sinds de eerste schoorvoetende pogingen om een opname te maken. De hamvraag: was het al die moeite uiteindelijk waard? Natuurlijk, hier waren uitsluitend muzikale zwaargewichten van de partij: een topsolist, een topdirigent en een toporkest. Maar als we teruggaan naar eind jaren tachtig blijken de verschillen minder groot dan misschien gedacht. Ook toen was er sprake van zwaargewichten: opnieuw Zimerman, maar nu met Leonard Bernstein en de Wiener Philharmoniker in de beroemde Gouden Zaal van de Musikverein (niet alleen op cd maar ook op dvd uitgebracht). Die samenwerking kwam echter tot een abrupt einde toen de toch al ernstig zieke Bernstein de baton definitief moest neerleggen (hij overleed vrij kort daarna, op 14 oktober 1990 in zijn woonplaats New York) en Zimerman vervolgens het toch wel kloeke besluit nam om de eerste twee nog in de wachtrij staande pianoconcerten dan maar zelf aan de piano te dirigeren (wat trouwens pas tot een échte kunst wordt verheven in de laatste twee, met Daniel Barenboim in de voorste gelederen). Is het verbazingwekkend dat in de afgelopen dertig jaar Zimermans speelstijl nauwelijks blijkt te zijn veranderd? Eigenlijk niet, want we weten van deze pianist dat bij wijze van spreken over iedere noot is nagedacht en dat daaruit het concept is voortgevloeid dat hij decennialang trouw blijft. Geen verrassingen, geen wispelturigheden, maar wel kristalheldere articulatie en incidenteel net even dat oplichten van een boeiend detail of het invlechten van een dynamisch accent, het discours minder uitgesponnen dan in Wenen, een benadering waar Rattle en het orkest zich met verve bij aansluiten. Al is er in uiteraard wel de invloed van dirigent en orkest. Dan blijkt Rattle's benadering een fractie pittiger dan die van Bernstein, minder uitgesponnen, eerder klassiek dan (vroeg)romantisch getint zo u wilt. In de snelle hoekdelen valt dat nauwelijks op, in de langzame middendelen echter des te meer. Een ander niet onbelangrijk kenmerk is het vibrato dat toen bij de Weners meer uitgesproken was, ongetwijfeld gestoeld op een zeer lange uitvoeringshistorie, maar ook het feit dat de verworvenheden van de historiserende uitvoeringspraktijk in Wenen – zoals in zoveel andere zaken – pas later meer vaste voet aan de grond kregen. Wat overigens niet wegneemt dat de Weense strijkersklank (en niet te vergeten die typisch Weense hobo!) een ongekende lust voor het oor betekende, met wat mij betreft als culminatiepunt – ik blijf bij Beethoven – de versie voor strijkorkest van het Strijkkwartet in cis, op. 131, eveneens geleid door Bernstein en door DG vastgelegd in de Gouden Zaal, en wel live op 9 september 1977. Het is in de meest letterlijke zin een onvergetelijke uitvoering geworden, een qua strijkersklank zowel technisch als interpretatief van de hoogste orde. Als ik het toch over verrassingen heb: nee, die zitten er in dit nieuwe album dus niet in. Ook niet in de cadensen. We kennen het discours, er is geen echt nieuws onder de zon, en vanuit die optiek zou je deze uitgave dus overbodig kunnen noemen. Wie zich toespitst op het detail zal uiteraard wel verschillen met de vorige opname bemerken, maar voor mij zijn ze puur muzikaal niet of nauwelijks van betekenis. Al zit er in het openingsdeel van op. 37 wel een adder on het gras als bij 8:06 enkele seconden lang het opnamevolume geheel onverwacht terugvalt. In oktober van het vorig jaar presenteerde Zimerman de vijf pianoconcerten op één dag(!) in het Amsterdamse Concertgebouw, toen met het Koninklijk Concertgebouworkest geleid door Gustavo Gimeno. Het evenement maakte deel uit van de tour die ook naar het Londense Barbican moest voeren, met het LSO onder Rattle. Het kwam er niet van: Covid-19 was de boosdoener, maar het publiek kon later wel genieten van onlinestreaming vanuit St. Luke's. Hoewel aangekondigd als de 'Complete Piano Concertos' is dat natuurlijk niet zo: zo ontbreekt het Pianoconcert in D (Beethovens bewerking van diens Vioolconcert) en het nog in Bonn gecomponeerde Pianoconcert in Es (dat als 'Werk ohne Opuszahl' nr. 4 te boek staat). Maar dat is eerder hoogste uitzondering dan regel en niet iets om over te vallen. U haalt met deze 'Complete Piano Concertos' in ieder geval een fraai album in huis (alleen streamen kan uiteraard ook). index |
|