CD-recensie
© Aart van der Wal, oktober 2019 |
Collega Gerard Scheltens besprak al eerder een aantal Beethoven-sonates van dit duo: de nrs. 6 en 9 (Kreutzer), opgenomen in 2016 (klik hier). Hij vatte hun spel treffend samen: robuust en energiek, maar ook mild en licht. De dramatiek is van zijn meest extraverte kanten ontdaan. Dit is eminent Beethoven-spel, waarbij de buitenkant (virtuositeit) evengoed telt als de binnenkant (lyriek). Mocht dat misverstand nog bestaan: dat hoeft zeker in deze sonates niet met elkaar in evenwicht te zijn. Dat zou bij Beethoven een verkeerd beeld opleveren. Wat wel zeker is dat Beethovens sonates, onverschillig welke en in welke samenstelling, het traditionele karakter van hun voorgangers ver achter zich laten. En dat moet ook in het spel tot uitdrukking komen. Wie dit associeert met ambivalentie mist de pointe: er treden in Beethovens muziek geen tegengestelde waarden (vrijwel) tegelijkertijd op. Tegenstrijdigheden zijn er dus niet, wel een forse dosis dualisme. Wie deze muziek ook als een impulsieve creatie beschouwt zit er eveneens naast: de schetsboeken spreken nu eenmaal een geheel ander verhaal. Beethoven liet zich nooit in die zin gaan dat vorm en inhoud met elkaar overhoop kwamen te liggen. Zelfs niet in de kwartetten op. 130 en 131. Het kan zelfs twee richtingen uit: vorm volgt functie of functie volgt vorm. Ook dat moet trouwens mede uit de vertolking blijken. Interessant hoe we begrippen hanteren als robuust, energiek, mild licht, dramatisch, fris, intelligent. Zoals we die plaatsen in de context van een groter geheel: de compositie. Het zijn deze kameleontische eigenschappen die het fascinerende en attractieve speelveld voor de musicus vormen. In de wetenschap dat de muziek centraal moet staan en niet hijzelf. Wie epateert mist direct al de kern van Beethovens grootheid. Wie zich bescheiden opstelt ondergraaft Beethovens zelfbewustheid. Het uitermate kleurrijke spel van het duo Ehnes-Armstrong straalt het vereiste gevoel van eigen innerlijke kracht. Beide musici presenteren deze drie sonates precies zoals het moet: dat ze deel uitmaken van een reeks belangwekkende voorlopers waarin de nog komende, ware revolutie in de muziek feitelijk al wordt aangekondigd. Zijn dit 'schoolvoorbeelden' van de 'vroege' Beethoven? Het is maar wat je 'vroeg' noemt.. De drie vioolsonates op. 12 dateren uit 1797/98. Beethoven was toen 27 en woonde inmiddels ruim vijf jaar in Wenen. Hij is dan nog vijf jaar van de revolutionaire 'Eroica' verwijderd, maar dan zien we al te gemakkelijk twee andere belangrijke mijlpalen over het hoofd. Mijlpalen die misschien minder tot de verbeelding spreken, maar dat wel degelijk zijn: de Eerste symfonie in 1800 en de Tweede in 1802. Mijlpalen in diezelfde periode ook in de kamermuziek: de eerste grote kwartetten op. 18 en de drie pianosonates op. 10. Het is natuurlijk onzin om te menen dat die revolutionaire 'Eroica' geen voorgeschiedenis zou hebben gehad... De alleraardigste twaalf variaties in F op 'Se vuol ballara' uit Mozarts Le nozze di Figaro hebben geen officieel opusnummer meegekregen: ze staan te boek onder WoO 40, een indeling die veelal spot met de logica, maar vooral de suggestie wekt dat de muziek in die categorie niet zoveel voorstelt. Gecomponeerd in 1793 vallen deze variaties eveneens in de categorie van de 'vroege' Beethoven, maar dat horen we er echt niet vanaf. In de zesde en zevende variatie in f-klein overheerst zelfs rijke expressiviteit en elders wemelt het van de originele vondsten. Ehnes en Armstrong zijn ongetwijfeld op weg naar een integrale Beethoven-cyclus die alle vioolsonates omvat. Haast maken ze daarbij niet: tussen de vorige en deze opname zit meer dan drie jaar. Het heeft veel weg van een rijpingsproces dat sublieme vruchten afwerpt. Echt, dit is Beethoven op zijn best. Alleen van het cd-boekje hoeft u geen al te hoge verwachtingen te hebben: met nog geen vier pagina's en dan ook nog in twee talen is het schoon op. De biografische gegevens van de beide heren moet u van het internet halen. index |
|