CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2018
|
De Japanse dirigent Seiji Ozawa (die overigens jaren in Amerika heeft gewoond en gewerkt) hoopt op 1 september a.s. 83 jaar te worden. Hij verkeert na een intensieve behandeling voor strottenhoofdkanker in broze gezondheid en het was zelfs lang de vraag of hij überhaupt nog zou kunnen dirigeren. Maar zie, het wonder is geschied. Ozawa heeft altijd veel energie gestoken in zowel het propageren van de klassieke muziek als het stimuleren van het muziekonderwijs. Zelf werd hij in zijn vaderland opgeleid, maar al vrij vroeg vertrok hij, als 24-jarige, voor verdere studies naar Europa en vervolgens Amerika (Berkshire, nu Tanglewood). Zijn dirigeertalent bleef daarbij niet onopgemerkt en zo kon hij dankzij een ruimhartige studiebeurs bij niemand minder dan Herbert von Karajan en de Berliner Philharmoniker de fijne kneepjes van het dirigeervak leren. Hij leerde er veel, er was wederzijds respect en Ozawa zou zijn verdere leven lang met dankbaarheid terugkijken op zijn leerschool bij 'das Wunder Karajan'. Al vrij spoedig daarna, in 1961, werd Ozawa aangesteld als tweede man bij het New York Philharmonic, dat toen onder de zeer charismatische Leonard Bernstein grote furore maakte. Ook daar was Ozawa zo succesvol dat als gevolg daarvan chefschappen ontstonden in achtereenvolgens Toronto, San Francisco en - wat het Amerikaanse continent betreft misschien wel de belangrijkste van alle - Boston (waar Ozawa veel opnamen voor Philips maakte). De kroon op zijn werk werd gezet in 2002, toen hij werd benoemd tot artistiek leider van de Weense Staatsopera, een post die hij tot 2010 zou behouden (in Wenen en zeker bij dit instituut een zeldzaamheid, want beide staan bekend om hun intriges). Zelf was ik nooit zo onder de indruk van Ozawa's interpretatieve kwaliteiten, al was dat misschien eerder een kwestie van smaak (of van perceptie), want hij verstond wel degelijk zijn vak. Dat kan ook moeilijk anders, met zo'n loopbaan. Wat ik echter miste was de hem toegedichte muzikale bevlogenheid, want daarvan heb ik eigenlijk nooit veel gemerkt. Zijn dirigeren was voor mij doorgaans zo'n beetje vlees noch vis, hoewel - merkwaardig genoeg - met uitzondering van het twintigste-eeuwse Franse repertoire, waarin hij naar mijn gevoel wel degelijk goed de weg in wist. Daarin bleek hij plotsklaps de geïnspireerde dirigent met bovendien een goed ontwikkeld gevoel voor transparantie. Maar toch, het gehele beeld overziende zag en zie ik hem nog steeds als een zorgvuldig werkende kapelmeester die goed op de winkel past, maar zich niet onderscheidt door een sterk geëngageerd en eigen artistiek profiel. Een dirigent die technisch wel vrijwel alles aankon, maar zonder daarvan een sterke herinnering achter te laten. De voorliggende nieuwe (live)opname is daarvan helaas een representatief voorbeeld. De Eerste symfonie verloopt keurig, langs de geijkte banen, maar zonder uitschieters of verrassingen. De spanningen missen cachet en blijven veelal aan de oppervlakte steken (al gelijk het begin, de Adagio-inleiding die in het Allegro con brio overgaat, spreekt wat dit betreft boekdelen). Ook het ritmisch profiel krijgt niet voldoende reliëf (al wordt het daardoor nog geen gezapige affaire) en de contrasten gaan - behoudens in het Andante cantabile en de doorwerkingsepisode in de Finale - bijna onopgemerkt voorbij. Frases lichten vaak net niet voldoende op of worden niet geaccentueerd. Al met al worden we eerder geconfronteerd met een bedachtzame dan met een kruidige Beethoven, wat zeker niet strookt met de van zijn vele plannen en ideeën overlopende hemelbestormer in wording. Het Eerste pianoconcert verloopt gelukkig met meer profiel, wat we echter voornamelijk te danken hebben aan de Grande Dame van de piano, Martha Argerich (1941) die Beethovens al goed merkbare 'Sturm und Drang' met de vele syncopen en dynamische contrasten die er onverbrekelijk bijhoren, niet egaliseert maar juist fraai afzet tegen de (vele!) dichterlijke momenten (met de rondo-finale als duidelijk hoogtepunt). Dat moet de componist ook zo bedoeld hebben: evenwicht tussen masculiene energie en fraai uitgesponnen poëzie. De oogst van dit alles zijn twee gedegen, maar niet er echt uitspringende Beethoven-vertolkingen, waaraan wel het Eerste pianoconcert - en dan vooral dankzij de bijdrage van Martha Argerich - althans enigszins weet te ontkomen. Over het uitstekend presterende Mito Chamber Orchestra en wat daar zoals mee samenhangt kunt u, als u deze link volgt, veel wetenswaardigs te weten komen. index |
|