CD-recensie

 

© Aart van der Wal, maart 2018

 

Bartók: Vioolconcert nr. 1 Sz 36 - nr. 2 in b, Sz 112

Renaud Capuçon (viool), London Symphony Orchestra o.l.v. François-Xavier Roth
Erato 0190295708078 • 60' •
Opname: oktober 2017, Jerwood Hall, LSO St Lukes, UBS & LSO Music Education Centre, Londen

   

In 1958 waren het de violist Hans Heinz Schneeberger en de dirigent en mecenas Paul Sacher die met een 'nieuw' Vioolconcert van Bartók het concertpodium betraden. Geen zoals gebruikelijk drie- maar tweedelig werk, waarin Bartóks verliefdheid op zijn landgenote Stefi Geyer in vrijwel iedere vezel van het stuk tot uitdrukking komt. Hij schreef het concert in 1907/08 voor een groot violiste, want Stefi was niet alleen bloedmooi maar ook bijzonder getalenteerd (ze had zich als dreumes al aan het vioolspel overgegeven). Bartók was niet de enige wiens hoofd door Stefi's verschijning op hol was geraakt: ook zijn Zwitserse collega Othmar Schoeck schreef speciaal voor haar een Vioolconcert.
Stefi was negentien toen Bartók aan zijn Vioolconcert begon. Een officieel opusnummer ontbreekt omdat het stuk pas werd gepubliceerd na naar dood. Ze overleed in Zürich op 11 december 1956, Bartók in New York op 26 september 1945.
Het is dus uiteindelijk bij die twee delen gebleven. Van een voltooid derde deel kwam het niet meer nadat Stefi de smoorverliefde Bartók in de kou had laten staan. Dat neemt niet weg dat ondanks die 'slechts' twee delen het Vioolconcert een volkomen afgeronde indruk maakt en wat dat betreft best vergeleken mag worden met een vergelijkbaar fenomeen: Schuberts 'Unvollendete' symfonie (waarvan nog steeds niet duidelijk is of de componist nog meerdere delen had willen voltooien, maar dat het er om onnaspeurbare redenen niet meer van is gekomen). Gelukkig verschijnt het werk de laatste jaren steeds meer op het repertoire en lijkt de tijd niet ver meer dat het in populariteit kan wedijveren met het Tweede vioolconcert. Het zijn immers twee 'echte' vioolconcerten. Niks jeugdwerk, dat Eerste, zoals hier en daar achteloos wordt neergeschreven.

Het Tweede vioolconcert ontstond drie decennia later en werd voor het eerst uitgevoerd in het Amsterdamse Concertgebouw door het Concertgebouworkest onder leiding van Willem Mengelberg met als solist Zoltán Székely, de primarius van het Hongaars Strijkkwartet, aan wie Bartók het werk had opgedragen. Het werk verschilt van zijn voorganger als de dag van de nacht. De Franse violist Renaud Capuçon vat het in het cd-boekje kort maar effectief samen: 'L'onirisme exalté du Premier concerto et la sombre souverainité du Second ne cessent de me fasciner depuis mon plus jeune âge'.
Bartók schreef het concert rond 1936, toen hij ook werkte aan de Muziek voor snaren, slagwerk en celesta, en de Sonate voor twee piano's en slagwerk. Daarmee lijkt de toon in zekere zin toch wel gezet, want hoewel de idiomatische karaktertrekken deze drie rijpe werken niet hecht met elkaar verbinden, zijn er wel degelijk overeenkomsten in de uitwerking van de ritmische complexiteit, de geraffineerde contrastwerking en het dialogiserende element in deze muziek. Interessant daarbij is dat Bartók in eerste instantie de afsluiting van het vioolconcert uitsluitend voor orkest had geconcipieerd, maar dat Székely vervolgens daartegen met dusdanig steekhoudende bezwaren kwam dat Bartók uiteindelijk toch koos voor wat de vrijwel altijd gespeelde versie is geworden: die met de solist en het orkest in eendrachtig samenspel. Jammer toch eigenlijk dat de gelegenheid niet te baat wordt genomen om ook de alternatieve finale (met ondermeer snerpende trombone-glissando's) als appendix vast te leggen: ook op deze cd was er ruimte voldoende voor geweest.

Hoewel er geen spoor van artistieke onmin tussen solist en orkest valt te bespeuren is het wel zo dat Capuçon in het Tweede vioolconcert duidelijk heeft geopteerd voor een meer 'klassieke' en zelfs tamelijk licht cosmetiserende maar mede daardoor zeer transparante lezing, terwijl orkest en dirigent juist de scherpe contouren verder aanzetten en een bijtende retoriek bepaald niet schuwen. Op zich is daar niets tegen in te brengen, mits - en gelukkig gebeurt dat hier - aan bepaalde conceptuele voorwaarden is voldaan. Ergo, het kan de contrastwerking zelfs ten goede komen. Er is geen ontkomen aan: we worden meegezogen in een meeslepend avontuur.
Niet minder belangrijk daarbij is de structurele inzet, bij Bártok een aspect dat altijd veel aandacht opeist maar dan ook dubbel en dwars wordt 'terugverdiend', met name in de hoekdelen, en bij zowel solist als orkest en dirigent in de beste handen is. Capuçon is met deze beide concerten de wereld over getrokken alvorens ze in de studio vast te leggen en Roth heeft op het gebied van de twintigste- eeuwse en moderne/eigentijdse muziek zo langzamerhand toch wel een wereldreputatie opgebouwd. Dan is er het London Symphony Orchestra dat, mits onder goede leiding, nog steeds een toporkest is. Roth is er vanaf dit seizoen 'principal guest conductor', dus dat kan alleen maar winst opleveren, ook voor het repertoire. Last maar zeker not least heeft Michael Fine voor een sublieme opname gezorgd. Samengevat is dit album niet het laatste woord (als er in de muziek daarvan ooit sprake van zou kunnen zijn!), maar wel een welkome aanvulling op een nog steeds uitdijende discografie.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links