CD-recensie

 

© Aart van der Wal, mei 2017

 

Bach: Vioolsonate nr. 6 in G, BWV 1019 - nr. 2 in A, BWV 1015 - nr. 4 in c, BWV 1017 - nr. 6 in G, BWV 1019a (alternatieve versie)

Apollo Ensemble: David Rabinovich (viool), Marion Boshuizen (klavecimbel)

Centaur CRC 3372 • 68' •

Opname: april 2013, Protestante Kerk, Blankenham

Bach: Vioolsonate nr. 1 in b, BWV 1014 - nr. 3 in E, BWV 1016 - nr. 5 in f, BWV 1018 - Sonate in G, BWV 1021 (voor viool en b.c.)* - in e, BWV 1023 (voor viool en b.c.)*

Apollo Ensemble: David Rabinovich (viool), Marion Boshuizen (klavecimbel), Cassandra Luckhardt (viola da gamba)*

Centaur CRC 3527 • 66' •

Opname: februari en maart 2015, Doopsgezinde Kerk, Zwolle

 


In juni 2011 besprak collega Siebe Riedstra twee Centaur-uitgaven met werken van Bach door het Apollo Ensemble . Ik citeer uit die recensie:

[.] Wat we hier horen is een ensemble van op zijn hoogst negen en op zijn minst drie musici. Dat ensemble is het Apollo Ensemble, bescheiden begonnen met een trio: Marion Boshuizen (baroktoetsen), Annelies Schraa (blokfluit) en Thomas Oltheten (fagot). Inmiddels heeft uitbreiding plaatsgevonden en is de muzikale leiding in handen van violist David Rabinovich. Rabinovich kwam in 1994 van Novosibirsk naar Den Haag, om zich aan het Koninklijk Conservatorium te bekwamen in het barokke vioolspel. Hij is een gewaardeerde kracht in diverse barokorkesten, maar zijn passie ligt bij de kamermuziek. Het Apollo Ensemble is duidelijk een plek waar hij zich kan uitleven [.]

Bachs Sonates voor viool en klavecimbel vragen uiteraard niet meer dan dat: een violist en een klavecinist, alleen uitgebreid met viola da gamba in de Sonates voor viool en basso continuo.

'Geen dag zonder Bach' is misschien wat overdreven (al bekt het wel leuk), maar ook deze muziek bewijst hoezeer melodische, harmonische en ritmische inventiviteit en oorspronkelijkheid de grote Thomascantor aan het muzikale lijf gebakken was. Ook in deze kamermuziek torende hij hoog boven zijn tijdgenoten uit.
In 1774 schreef Carl Philipp Emanuel Bach: "Die 6 Clavirtrio, die unter ihren Nummern zusammengehören, sind von den besten Arbeiten des seeligen lieben Vaters. Sie klingen noch jetzt sehr gut, u. machen mich viel Vergnügen, ohngeacht sie über 50 Jahre alt sind. Es sind einige Adagii darin, die man heut zu Tage nicht sangbarer setzen kann."
"Ze klinken nu nog zeer goed en geven mij veel plezier, ongeacht dat ze meer dan 50 jaar oud zijn." Inmiddels zijn we bijna drie eeuwen (!) verder sinds de sonates in Köthen ontstonden en kunnen we nog steeds hetzelfde zeggen: dat deze sonates ons veel genoegen verschaffen.
Ze ontstonden rond 1720 in Köthen en werden enige jaren later in Leipzig voltooid, waarna ze door Bach nog tweemaal werden omgewerkt. Ze verschenen pas in de negentiende eeuw in druk, maar afgaande op het grote aantal afschriften dat bewaard is gebleven, moeten deze sonates in brede kring vaak zijn uitgevoerd. Ze waren dus in die zin onbetwistbaar 'populair'.

De door zoon Philipp gehanteerde term 'Clavirtrio' is niet zo vreemd, want Bach koos hier uitdrukkelijk niet voor het meer gebruikelijke continuo, maar voor een obligate rol van het klavecimbel, waarbij de klavecinist met beide handen de volledig uitgeschreven melodiestemmen speelt, dit in tegenstelling tot de zogenaamde becijferde bas. Het zijn dan ook echte triosonates: de viool en het klavecimbel nemen de drie stemmen voor hun rekening. In de op deze cd tevens vastgelegde twee Sonates BWV 1021 en 1023 is uiteraard wel sprake van een volwaardig trio: bij de vioolpartij hoort immers een volwaardig basso continuo in de vorm van klavecimbel en viola da gamba.

Bach exploreert in zijn Vioolsonates de drie stemmen op alle denkbare manieren met inbegrip van hun onderlinge relaties, de betrekkingen die zij tot elkaar onderhouden, en dat alles leidt tot een waar hoogtepunt van de triosonate als muziekvorm. Wat bij de muziek van Bach in dit opzicht zeker ook opgeld doet is zijn vermogen om de architectuur en de tonale verbondenheid tot een Gesamtwerk te smeden waarvan de dramatische geslotenheid slechts een, maar wel belangrijk aspect is. Kennis en kunde gaan bij Bach hand in hand met de grootse inspiratie die hij toch vooral uit zijn geloof haalde.

Bach (1685-1750) componeerde een groot aantal Sechsern, sonates in groepen van zes, waartoe ook deze viool- of triosonates behoren. In de barokperiode was dat ook de gebruikelijke gang van zaken: sonates, maar ook concerten werden in groepen van zes of twaalf gepubliceerd. Voorbeelden daarvan zijn Händels   Concerti grossi, Corelli's Concerti, maar ook Bachs Suites voor violoncello solo en de Sonates en Partita's voor viool solo de Clavierübung I (zes partita's voor klavecimbel solo) en de Brandenburgse concerten.

De oudste bron van deze triosonates, het manuscript, is gelukkig bewaard gebleven. In structureel opzicht ligt aan deze sonates het schema b-A-E-c-f-G ten grondslag, die van toonsoort naar toonsoort een progressief voortschrijdende symmetrie oplevert, met daarbij de tertsen (b-G, A-f, E-c) en de majeur- en mineur-modi keurig in evenwicht. Van de sonate BWV 1019 bestaan niet minder dan zes verschillende versies.

We weten inmiddels wel dat het musiceren op 'authentieke' instrumenten ('period instruments' aldus de Engelstaligen) maar een klein deel van het gehele verhaal is. Dat 'authentiek' musiceren wel iets anders is, alles te maken heeft met stijl en retoriek. Het is beter om te spreken van een streven naar authenticiteit. Dat zit dus echt niet alleen in darmsnaren, barokstok of een tot in het kleinste detail nagebouwd achttiende-eeuws klavecimbel. Bovendien heeft een groot aantal duo's bewezen dat Bach op de piano een verantwoorde historische context niet per definitie uitsluit. Dat de innerlijke gaafheid in deze muziek niet op al bij voorbaat eindigde op het offerblok van de vleugel. Bovendien: kolossale muziek blijft altijd kolossaal, mits er bij de vertolkers sprake is van muzikale verbeelding in samenspraak met een uitgeslepen techniek.

Bij het Apollo Ensemble (en in dit geval dus bij violist David Rabinovich, klaveciniste Marion Boshuizen en gambiste Cassandra Luckhardt) speelt al bij voorbaat de 'authenticiteitskwestie' niet omdat zij zich bewegen binnen de grenzen van de - zoals dat deftig heet -historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk. Hun Bach is onopgesmukt, maar wel met de nodige diepgang, afwisselend spaarzaam en rijk uitgedost, met veel aandacht voor de 'binnenkant' van deze muziek, de innerlijke structuur zoals die zich zowel horizontaal (melodie) als verticaal (harmonie), maar ook in de ritmiek manifesteert. Op deze wijze krijgt ook de transparante polyfonie de kansen die zij verdient en worden alle sonates bovendien gedragen door een aanstekelijke spontaniteit die soms zelfs een bijna improvisatorisch karakter aanneemt. De optelsom gaat nog verder, met fijn gepolijst samenspel, uitstekend gekozen tempi, ritmische articulatie en esthetisch vormgegeven fraseringen.

Dat de beide cd's op verschillende locaties zijn opgenomen is goed hoorbaar, maar is niet bezwaarlijk: er verloopt altijd enige tijd tussen het beluisteren van beide. Er lijkt enige galm aan te zijn toegevoegd, maar dat past uitstekend bij deze muziek.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links