CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2012
|
Bach: Orgelconcert naar BWV 356 en BWV 156 - Osteroratorium (Paasoratorium) BWV 249 Pieter-Jan Belder (orgel), Ilse Eerens (sopraan), Michael Chance (altus), Markus Schäfer (tenor), David Wilson-Johnson (bas), Cappella Amsterdam, Orkest van de Achttiende Eeuw o.l.v. Frans Brüggen Glossa GCD 921115 • 59' • Live-opname: Muziekgebouw aan 't IJ, Amsterdam Het hier gepresenteerde Orgelconcert is niet in zijn oorspronkelijke vorm van Bach maar samengesteld uit instrumentale muziek uit zijn cantates "Geist und Seele sind verwirret" BWV 35 en "Ich steh' mit einem Fuß im Grabe" BWV 156. Het openingsdeel (Allegro) is het Concerto (prima parte) uit BWV 35, het slotdeel (presto) de Sinfonia (seconda parte) uit diezelfde cantate. Het langzame middendeel, een wondermooi Adagio, is afgeleid van de sinfonia uit BWV 156 (dat Bach overigens zelf ook heeft hergebruikt, en wel als het middendeel van het Çlavier'concert in f, BWV 1056). De drie delen passen perfect bij elkaar en aangezien zowel het orgelspel van Pieter-Jan Belder als de begeleidingsrol van het Orkest van de Achttiende Eeuw boven iedere kritiek verheven zijn, is dit een zeer welkome uitbreiding van de - overigens zo langzamerhand onoverzienbare - Bach-discografie. Bach schreef het Paasoratorium voor Paaszondag, op welke dag het ook in Leipzig in 1735 zijn eerste uitvoering beleefde. Niemand kan, gemeten naar de feestelijke instrumentatie, de stilistische kenmerken en de tijdsduur de sterke verwantschap met Bachs wereldlijke cantates ontgaan. Misschien mist het daardoor enigszins de diepte van de Johannes- en de Matthäus-Passion, hoewel het Paasoratorium naar aard en inhoud natuurlijk van een geheel andere signatuur is: dit is natuurlijk geen passiemuziek. Daar komt nog bij dat het verhaal niet door de evangelist wordt verteld: de (korte) verhaallijn wordt uitsluitend gezongen. Wat ook opvalt is dat Bach afzag van het koraal, waardoor de conciese context van het gehele werk naar mijn gevoel nog verder wordt versterkt. Van de vocale solisten is Ilse Eerens het echt stralende middelpunt in haar enige aria (maar wat voor een, en bovendien met een lengte van 12 minuten!). Haar vlekkeloze techniek doet die nu juist vergeten, wat helaas van de altus Michael Chane niet kan worden gezegd. Hij ondervindt goed hoorbare obstakels in zijn aria 'Saget, saget mir geschwinde'; wat deze uitvoering overigens niet minder waardevol maakt. Markus Schäfer biedt ons een riant uitzicht in zijn tenoraria 'Sanfte soll mein Todeskummer, hier door wonderschone blokfluiten begeleid, als ware het hemels Hirtengesang. David Wilson-Johnson had in het basrecitatief 'Wir sind erfreut' best nog voor een wat scherper profiel mogen zorgen, maar veel gewicht ligt dat in dit korte intermezzo niet in de schaal. Indrukwekkend zijn de koorbijdragen van het transparant klinkende Cappella Amsterdam en het in topvorm spelende Orkest-van-de-Achttiende-Eeuw. Frans Brüggen mag dan al geruime tijd een broze indruk maken, op het podium is hij letterlijk heer en meester over deze materie. In de contrastrijke sinfonia en in het openingskoor swingt het soms bijna de pan uit, terwijl het diep beschouwende Adagio onder zijn handen bijna naar de wolken rijkt. De opname is zeer geslaagd en verdient als zodanig een waardige plaats in de succesvolle Glossa-reeks 'The Grand Tour'. Hij werd gemaakt door Jochem Geene van Dutch Record Company, die al veel mooie opnamen op zijn naam heeft staan. Sieuwert Verster, al decennialang de grote drijvende kracht achter alles wat Brüggen met zijn orkest onderneemt, tekende mede voor deze briljante productie. Het is te hopen dat Brüggen en zijn team nog vele jaren door mogen gaan met dit grote werk. index |