CD-recensie

 

© Aart van der Wal, mei 2009

 

 

Bach: Triosonates BWV 525-530 in instrumentale transcriptie voor blokfluit en klavecimbel.

Reine-Marie Verhagen (blok- en stemfluiten), Tini Mathot (orgel en klavecimbel).

Challenge Classics CC72314 • 68' •

www.challenge.nl

 


Interessant dat bij deze opname de rollen ditmaal zijn omgedraaid. Nu is niet Tini Mathot, de levenspartner van Ton Koopman, de producer van Ton, maar is het precies omgekeerd. Logisch eigenlijk want wie kan tegelijk spelen en de productie begeleiden? Zelfs een duivelskunstenaar - in de goede betekenis van het woord - kan dat niet, al heb ik van zeer nabij kunnen ervaren hoezeer Tini haar mannetje, pardon vrouwtje, staat. Ze komt dan wat minder voor het voetlicht dan Ton, maar ze is er wel altijd, met haar zeer scherpe gehoor en het bijna speelse gemak waarmee ze - gepokt en gemazeld in het productie- en editing-vak - maar zeker niet in de laatste plaats als zeer begaafd musicus (musicienne vind ik toch eigenlijk een beter woord) samen met opnametechnicus en editor Adriaan Verstijnen (ook al zo'n man van het eerste uur) iedere opname in goede banen leidt. Ton, Tini en Adriaan zijn toch uiteindelijk degenen die bepalen hoe de cd u bereikt. Dat is een veel zwaardere klus dan menigeen misschien denkt.

Ik heb meerdere live-concerten van Tini, zowel als solist als in het orkest onder leiding van Ton Koopman, meegemaakt en me er steeds weer over verbaasd hoe gemakkelijk, rustig en zelfverzekerd ze musiceerde. Misschien dat schijn bedriegt, maar op de toehoorders moet dat een weldadige indruk hebben gemaakt. En dan heb ik het niet over geringe stukken. In Londen speelde ze een paar jaar geleden samen met Ton de gehele Kunst der Fuge op klavecimbel, alleen al puur technisch een krachttoer van jewelste, die in muzikaal opzicht een geweldige ervaring opleverde. Dat ze ook met de pianoforte zo goed uit de voeten kan, dat wist ik niet. Tot ik haar vertolking van Schuberts Winterreise, met de bas Klaus Mertens, in huis kreeg. Het is allemaal niet gering.

Maar dat is de blokfluitiste Reine-Marie Verhagen evenmin. Zij heeft ruimschoots haar eminente sporen verdiend in zowel de Oude als de Nieuwe Muziek en geeft haar enorme kennis en ervaring graag door aan de jongere generatie. Volgens haar studenten doet dat op een bijzonder aansprekelijke manier, waarbij haar aanpak veel respect afdwingt. Geen wonder dus dat ze alom op handen wordt gedragen.

Reine-Marie en Tini kennen elkaar al heel lang. In 1980 richtten ze samen het Corelli-ensemble op, dat zich toelegt op het bijna onuitputtelijke repertoire voor kamermuziek met blokfluit. Meerdere grote vocalisten en instrumentalisten hebben met dit ensemble opgetreden, zoals Max van Egmond, Barbara Schlick, Wilbert Hazelzet, Marion Verbruggen en natuurlijk...Ton Koopman. Dat Reine-Marie tevens orkestlid is van het Amsterdam Baroque Orchestra, is dus uiteraard geen toeval.

Je zou het niet zo gauw verwachten van een barokspecialist, maar Reine-Marie ligt de eigentijdse muziek nauw aan het hart. Niet alleen als docent, maar niet minder als solist. Ze voelt zich evengoed thuis op het International Minimal Music Festival in Kassel als op het Steve Reich Festival in Den Haag. Evenmin draait ze haar hand om voor de uitvoering een eigentijds Japans werk, dat ze in dat land vol verve muzikaal verdedigt. Dan is zij nog medeoprichter en voormalig bestuurslid van de Nederlandse tak van de ERTA, de European Recorder Teachers Association, de organisatie van blokfluitdocenten.

Bewerking

Bachs zes triosonates BWV 525-530 klinken hier niet in de bekende, oorspronkelijke versie voor orgel alleen, maar in de instrumentale transcriptie (in dit geval met toevoeging van blokfluit en klavecimbel). Dit bracht de noodzaak met zich mee de oorspronkelijke toonsoorten te transponeren en aldus aan te passen aan het bereik van de blokfluit. Daar hoeven de 'puristen' geen seconde van wakker te liggen, want dat deed Bach zelf ook (zoals in 1724 met de aria uit de kerkcantate 'Himmelskönig sei willkommen' BWV 182, die tien jaar eerder, in 1714 was gecomponeerd).

De aard en opzet van Bachs triosonates hebben ook anderen tot een instrumentale versie verleid. Zo bewerkte Mozart verscheidene delen uit de sonates BWV 526 en 527 voor viool, altviool en cello. Bartók maakte er bewerkingen voor twee piano´s van en durfde het zelfs aan een speciale versie voor maar liefst twintig koperblazers te schrijven!

De vraag laat zich helaas niet beantwoorden waarom Bach er later zelf geen bewerking(en) van heeft gemaakt. Het kan natuurlijk zijn dat dit wel degelijk is gebeurd, maar dat de manuscripten ervan verloren zijn gegaan. Maar wel weten we dat de grote Thomascantor zeker in de beginjaren de klank van de blokfluit een warm hart toedroeg, zoals bijvoorbeeld blijkt uit zijn vroege cantates, waarin hij niet alleen de alt- maar ook de sopraanblokfluit voorschreef. We kennen uiteraard evenzeer de blokfluitpartij in zijn orkestwerken. In het tweede Brandenburgs concert maakt deze zelfs deel uit van de vier solopartijen, samen met de hobo, de trompet en de viool. Het vierde Brandenburgs concert vraagt zelfs om twee blokfluiten.Pas later, als de flauto traverso of dwarsfluit vaste voet heeft gekregen, is het dit instrument dat Bach bij voorkeur voorschrijft.

Deze zes triosonates werden waarschijnlijk in 1723 gecomponeerd, toen Bach ook werkte aan zijn kerkcantate ' Die Himmel erzählen die Ehre Gottes" BWV 76. Het prachtige adagio e dolce uit de triosonate BWV 528 vinden we namelijk terug in de inleidende sinfonia van deze cantate. Het al even sublieme andante uit de triosonate BWV 527 daarentegen vormt het middendeel van het bekende Tripelconcert BWV 1044.

Uitvoering

Voordat de eerste noten op deze cd uit de luidsprekers kwamen, stond het voor mij al vast dat ik zou worden getrakteerd op een uitgesproken idiomatische Bach. Dat is dus niet de Bach van bijvoorbeeld Jan-Pierre Rampal of James Galway. U kunt misschien tegenwerpen dat deze fluitisten van de 'gewone' fluit gebruik maakten (die van Galway was zelfs, naar ik me herinner, van goud!), maar zo steekt de vork toch niet helemaal in de steel. U kent die aanduidingen op de cd-doos wel: on original instruments, wat dan op zich een aanbeveling zou moeten zijn. Maar helaas, ook in dit geval ligt het wat minder simpel, want het idiomatische barokkarakter vraagt veel meer dan de keuze van het instrument alleen. Kennis van de historische praktijk en gedegen bronnenonderzoek leveren een schat aan toetsingsmogelijkheden op, zowel op het gebied van de frasering en de articulatie als wat de dynamiek en ritmiek betreft. Dat klemt des te meer omdat de barokcomponisten konden volstaan met summiere aanwijzingen. Ze speelden immers zelf (mee), of ze leidden het ensemble, maar als dat dan niet het geval was, waren er dusdanige rechtstreekse contacten tussen de componist en de musici dat bij wijze van spreken een half woord voor hen al genoeg was. Terwijl het diezelfde musici waren die de componisten desgevraagd konden voorzien van allerlei speltechnische aanwijzingen.

Kortom, wie vandaag de dag de barokke rethoriek onvoldoende beheerst, blijft steken in het moeras. Marie-Reine Verhagen en Tini Mathot kennen de materie te goed en dat laten ze ook horen, met veel ruimte voor inspiratie en elan. De opname (Waalse Kerk, Amsterdam, mei 2008) serveert het ons allemaal op een gouden schaaltje. Een zeer welkome aanwinst!

Tot slot voor de kenners: Marie-Reine Verhagen bespeelt twee altblokfluiten (in F en G) van Peter van der Poel, gebouwd naar het ontwerp van Thomas Stanesby (1668-1734) en een stemfluit van Fred Morgan, naar Peter Bressan (1685-1731; en niet, zoals in het boekje staat afgedrukt, 1785-1731). Tini Mathot speelt op een kamerorgel van de hand van Marc Garnier en een klavecimbel van Willem Kroesbergen, naar J. Couchet.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links