CD-recensie

 

© Aart van der Wal, november 2007

 

Bach: Cellosuite nr. 1 in G, BWV 1007 - nr. 2 in d, BWV 1008 - nr. 3 in C, BWV 1009 - nr. 4 in Es, BWV 1010 - nr. 5 in c, BWV 1011 - nr. 6 in D, BWV 1012.

Jean-Guihen Queyras (cello).

Harmonia Mundi HMC 901970.71 • 2.10' • (2 cd's)

+ bonus-dvd: The Making of Bach's Cello Suites (opname en uitvoering van de Suite nr. 3)

   

Bach schreef de cellosuites in Cöthen (of Köthen), waarschijnlijk tussen 1717 en 1723, voor Christian Ferdinand Abel, die niet alleen bedreven was op dit instrument, maar ook zijn mannetje stond met de viool en de viola da gamba. Aan het hof van Leopold von Anhalt-Cöthen kreeg Bach alle gelegenheid zijn compositorische krachten op het instrumentale vlak te beproeven, mede geïnspireerd door het uitstekende ensemble dat hij in die tijd als kapelmeester tot zijn beschikking had. Zo ontstonden in Cöthen ook de zes Brandenburgse concerten met hun virtuoos-instrumentale schittering.

Eind jaren dertig van de vorige eeuw was het Pablo Casals die de suites zowel op de fonografische kaart zette (EMI) als met zijn vele live-uitvoeringen een (letterlijk!) warm pleidooi voor deze bij vlagen minder toegankelijke muziek hield. Die cellosuites reisden met hem mee, een leven lang.
In de jaren zestig kwamen de suites meer en meer in de belangstelling te staan en gingen ze - wonderlijk genoeg - al vrij snel tot standaardrepertoire van vrijwel alle grote solisten behoren. Cellisten als Pierre Fournier (DG), Heinrich Schiff (EMI), Yo-Yo Ma (Sony), Maurice Gendron (Philips), Mstislav Rostropovitsj (EMI), Pieter Wispelwey (Channel Classics) en Janos Starker (Mercury) hebben de suites repertoire tot in vrijwel alle hoeken verkend. In het 'authentieke' kamp zijn er natuurlijk 'onze' Anner Bijlsma (zijn beste opname vindt u op RCA) en Jaap ter Linden (Harmonia Mundi en Brilliant Classics).
Hoe verschillend de invalshoeken kunnen zijn laten met name Fournier en Rostropovitsj horen. Bij Fournier treft de kristalheldere, krachtige, maar ook poëtische en meer Frans-georiënteerde stijl, die de suites als diamanten laat flonkeren; bij Rostropovitsj overheerst volbloed romantische warmte met een zuchtende expressie in een vooral zwaarwichtig betoog.

In het in het cd-boekje opgenomen interview met Queyras noemt hij de vertolkingen van Casals, Bijlsma en Ma die hem het meest hebben beïnvloed. In zijn opname is daarvan echter niet zoveel te merken, want Queyras opteert voor een uitgesproken lichte, Franse toets. Het parcours verloopt zonnig en bijna zonder zwaartekracht, het muzikanteske speelplezier staat bij hem voorop. Ik las ergens de term 'vluchtig', maar dat gaat mij veel te ver, want zo mag dit klassiek-evenwichtige en technisch volmaakte spel van deze Franse meestercellist absoluut niet worden betiteld.

Waarom deze suites zo zwaarwichtig poneren, zoals bijvoorbeeld Rostropovitsj deed? Bach heeft zelf de speltechnische problemen die het instrument van nature met zich bracht, op een spirituele, frisse manier niet alleen opgelost, maar ze bovenal stilistisch met meesterhand gestalte gegeven. Dat is ook wat Queyras in zijn vertolkingen duidelijk onderstreept. Dit zijn dansen, waarin het diepzinnig-melancholieke aspect zeker ook zijn tijd en plaats heeft (beluistert u maar track 10, de sarabande van de tweede suite, waar Queyras allesbehalve 'licht' musiceert en de expressie toch het volle pond geeft), maar waarin de musiceervreugde wel in iedere maat te vinden moet zijn.

Zoals zo vaak bij de opname van Bachs solowerken voor typische melodieinstrumenten als de viool en de cello is ook hier gekozen voor een niet al te ruime kerkakoestiek (dus met net voldoende galm), die van de St.-Cyriak kerk in het pittoreske Sulzburg, in het zuidelijke deel van het Zwarte Woud.
De dvd geeft een interessant beeld van het opnameproces (verbazingwekkend om te zien hoe zo'n prachtige cd-opname wordt gemaakt met zo weinig middelen!) en een sfeervolle uitvoering van de derde suite.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links