CD-recensie
© Aart van der Wal, januari 2022 |
Het is mij een compleet raadsel wat de samenstellers van dit programma heeft bewogen een dergelijk ratjetoe aan den volke te presenteren. Al sluit ik niet uit dat er liefhebbers zijn die deze 'shuffle' wel op waarde weten te schatten. Het is in ieder geval een uit 17 tracks bestaande grabbelton geworden die, afgaande op de cover, de liefhebber bij eerste aanschouwen mogelijk op het verkeerde been zet: de aria 'Erbarme dich', zo ongeveer de meest bekende aria uit de Matthäus-Passion, schittert namelijk door afwezigheid (logisch eigenlijk, want het is geen tenoraria). Wel horen we de gelijknamige aria uit de cantate 'Ich armer Mensch, ich Sündenknecht' BWV 55. En als ik het toch over raadsels heb: hoe zit het nu eigenlijk met wat als track 9 staat vermeld: 'Wir glauben all an einen Gott' BWV 680, de bekende koraalprelude, die met BWV 669-689 deel uitmaakt van Clavier-Übung III? Dat blijkt het namelijk niet te zijn, want we horen iets heel anders: een koraal van een mij onbekende componist dat weliswaar duidelijk is geënt op Bachs 'Herr Christ, der ein'ge Gottessohn', maar die dus met absolute zekerheid niet aan Bach zelf kan worden toegeschreven. Om het nog vreemder te maken: BWV 680 wordt in de toelichting notabene wel aangehaald! De samensteller van het boekje had er dus blijkbaar geen weet van. Over smaak valt uiteraard te twisten, maar zelf werd ik niet enthousiast over de bijdrage van Van Mechelen in het koraal 'Herr Christ, der ein'ge Gottessohn' BWV 96 omdat de tenoraria als zodanig gewoon niet in het werk past. Al moet ik er wel gelijk aan toevoegen dat de Belgische tenor over een sublieme stem beschikt die bovendien van grote souplesse getuigt. Ook zijn dictie is prima in orde en geeft hij verbeeldingsvol invulling aan de recitatieven en aria's. Het door Van Mechelen opgerichte A Noctre Tempris huldigt de historiserende uitvoeringspraktijk, maar helaas worden we dienaangaande weer eens geconfronteerd met een onnodig daaruit voortvloeiend, maar welbekend verschijnsel: een te strakke, bij tijd en wijle zelfs saaie benadering van deze op zichzo kostelijke muziek, al maak ik voor de organist Benjamin Alard (wel bekend van zijn geweldige Bach-project op het Harmonia Mundi label!) graag een uitzondering. Historiseren wil niet zeggen dat er geen in vrijheid ontstane sprankeling zou mogen zijn, zoals bijvoorbeeld Gustav Leonhardt zo eminent heeft aangetoond. Dat lesje moet met name de fluitiste blijkbaar nog leren. Maar het grootste bezwaar is toch wel deze 'van alles en nog wat' insteek, waardoor de luisteraar werkelijk nergens vaste grond onder de voeten voelt. Alard bespeelt het André Silbermann orgel uit 1718 in de kerk van Sainte Aurélie in Straatsburg, door Quentin Blumenroeder in 2015 gerestaureerd (waar deze opnamen ook zijn gemaakt). Besson en Kernoa bedienen zich van respectievelijk een kopie van een Palanca-fluit en van een cello van Antonio Stradivarius. index |
|