CD-recensie
© Aart van der Wal, september 2021 |
In Preludium, het maandblad voor liefhebbers van klassieke muziek met als kern de geprogammeerde concerten van Het Concertgebouw en het Koninklijk Concertgebouworkest, stond onlangs een vraaggesprekje met Hannes Minnaar over Bachs Goldberg-variaties (klik hier). Het verklaart weliswaar niet afdoende waarom Minnaar dit werk speelt zoals hij het speelt, maar het geeft wel (enig) inzicht in de achtergronden ervan. Belangrijker is uiteraard hoe hij het speelt en dat betekent dat hij, gezien de talloze beroemde of bekende voorgangers die zich erover hebben gebogen, een behoorlijk lange brug over moest. Het fundament onder Minnaars interpretatie is het nauwgezet volgen van de notentekst zoals die is overgeleverd. Dat lijkt voor de hand te liggen, maar bedenk wel dat menige pianist daaraan graag een eigen invulling geeft, min of meer gestimuleerd door Bachs nogal karige aanwijzingen. Zo bezien gaapt er dus al vanaf de aria een aanzienlijke kloof tussen Minnaar en bijvoorbeeld Glenn Gould (minder iconisch en meer een een notoir buitenbeentje in dit repertoire) of, beter uitgebalanceerd, Igor Levit en Beatrice Rana. In die zin staat Minnaar dichter bij Murray Perahia en András Schiff (wat gelukkig geen blauwdruk oplevert!) Moeten we daarover treuren? Ik denk het niet. Bovendien: het is op zich al lovenswaardig dat een Nederlandse pianist van naam dit grootse variatiewerk discografisch heeft willen vastleggen (Ivo Janssen en Jan-Willem Rozenboom gingen hem reeds voor); en dan ook nog daaraan toegevoegd - een uniek moment in de discografie - Daan Manneke's fraai uitgewerkte Gedanken zu Bach - Ach wie flüchtig, ach wie nichtig, speciaal voor de concertserie gecomponeerd. Wie zoals Minnaar tekstueel zo dicht mogelijk bij de noten blijft, staat daarmee misschien wel het dichtst bij de bron zelf, al is de afstand - als we het toch over een kloof hebben - tussen concertvleugel en klavecimbel onoverbrugbaar. Ze hebben zelfs niets met elkander gemeen. Dat heeft Minnaar uiteraard ook ten volle beseft en dat verklaart misschien mede waarom hij de vleugelklank overtuigend heeft gedoseerd en extremen uit de weg gaat, met het rechterpedaal niet als onwenselijke overtreffende trap. We horen dus een onopgesmukte lezing, eerder strak dan buigzaam, zonder dynamische accenten die de structuur geweld aan doen en zo gefraseerd dat de stemvoering - zowel melodisch als harmonisch - glashelder kan oplichten. In Minnaars lichtvoetige benadering van deze partituur valt niets op dat er niet moet zijn, terwijl er evenmin iets is dat daarvan afleidt. De tempi zijn overtuigend ingebed, versnellingen en vertragingen vormen geen doel op zich, overdreven agogische accenten (ook in de uitgesponnen en enige variatie in mineur: nr. 25) blijven achterwege. Wie deze vertolking beluistert met het notenbeeld erbij kan Minnaars nauwgezetheid alleen maar bewonderen. Wie meer wil - al gaat dat meestal gepaard vanuit een (meer) romantische benadering - kan elders terecht. Gedanken zu Bach Bert van der Wolf heeft zich door de akoestiek van de Waalse Kerk niet van de wijs laten brengen en voor de vastlegging van een heldere vleugelklank gezorgd. Wie over een surround-installatie beschikt, krijgt er uiteraard nog een dimensie bij. Het instrument (het is op onze site al eerder ter sprake gebracht) is een Straight Strung Concert Grand van de Belgische pianobouwer Chris Maene, waarover u op www.chrismaene.be meer kunt lezen. index |
|