CD-recensie

 

© Aart van der Wal, november 2005

 

Johann Sebastian Bach

 

Partita's en sonates voor viool solo

 

Gidon Kremer

 

ECM New Series 1926/27 • 66' + 66' • (2 cd's)

 

www.ecmrecords.nl  
   
Partita nr. 1 in b, BWV 1002 Sonate nr. 1 in g, BWV 1001
Partita nr. 2 in d, BWV 1004 Sonate nr. 2 in a, BWV 1003
Partita nr. 3 in E, BWV 1006 Sonate nr. 3 in C, BWV 1005

"De partituren van de drie sonates en de drie partita's kennen zoveel betekenissen dat verteller noch vertolker tegen deze veelvoud opgewassen is. We kunnen slechts wegwijzer zijn in het rijk van de infinita. Eenieder die meent ze begrepen te hebben, begaat of creëert een vergissing. De muziek van Bach bevat namelijk al alles. Een langzaam deel kan een gebed zijn, een gesprek met God of met zichzelf, met een denkbeeldige partner, een biecht, een poging om in de stilte, in de fantasie de zin van alles te ontdekken. Een snel deel kan met al zijn vitaliteit ook een mathematische, speelse hoge vlucht nemen, waarbij de proporties, de omspelingen van symmetrie en asymmetrie adembenemend zijn."

"Wat mij zelf betreft, kan ik zeggen dat deze opname op de nalatenschap van een speelman lijkt, die zich van zijn grenzen in de tijd en van zijn kunnen bewust was, maar die het zich toch toestond - in de hoop dat het ten dienste staat van de muziek - een laatste bekentenis (het 'lezen' van deze noten) af te geven... Eigenaardig is het daarbij wel dat ik, vioolspelend, mij van mijn 'werktuig' eigenlijk wilde ontdoen... Was dat een onbewuste poging om Bach en zijn universum - dat hij overigens in een eenstemmig instrument wist onder te brengen - nader te komen? Of was het mijn doel ieder idioom van de schoonheid (het bekende misverstand: "je moet de viool laten zingen!") te vermijden, en mij aan de geest van de boodschap te wijden? Ik vind geen antwoord op deze vragen. Misschien waren het beide, maar mogelijk ook nog iets anders."

Aan het woord is Gidon Kremer, die in de jaren zeventig uit de toenmalige Sovjet-Unie naar het Westen emigreerde en daar in korte tijd een fascinerende carrière opbouwde. We kennen hem als een groot violist met een vaak eigenzinnige maar altijd boeiende visie op zowel de muziek van de 'klassieken' als van eigentijdse componisten. Ik herinner mij de heel bijzondere cadens van Alfred Schnittke, die hij in het Beethoven-concert placht te spelen, maar ook zijn Lockenhaus-festival, waar hij jonge veelbelovende viooltalenten uitnodigde om samen met hem en andere musici in de St. Nikolaus-kerk op te treden. Daaronder toen ook - hoe lang is het alweer geleden? - 'onze' Isabelle van Keulen, die, inmiddels artistiek gerijpt, haar eigen festival in Delft begon.

Onlangs besprak ik een andere opname (klik hier) van Bachs sonates en partita's voor viool solo, met de jonge en zeer talentvolle Julia Fischer (22), die met haar sublieme toonvorming, volmaakte intonatie en grote klankrijkdom een meesterprestatie neerzette.

Kremer, inmiddels tegen de zestig, zal misschien hebben aangevoeld dat dit toch wel zijn laatste opname van Bachs sonates en partita's zou kunnen zijn (zijn eerdere, meer dan uitstekende Philips-opname is overigens nog steeds verkrijgbaar). De leeftijd heeft hier zeker in violistiek opzicht een rol gespeeld, want wie een gevoelig gehoor heeft ontkomt er niet aan, zoals in de fuga uit de Eerste sonate (BWV 1001) (track 2) en het halsbrekende Presto (track 4). Andere lastige momenten zijn er in het slot-Allegro uit de Derde sonate BWV 1005 (track 9) en de Giga uit de Tweede partita (BWV 1004) (track 8).
De fysieke prijs die moet worden betaald blijkt pas op latere leeftijd, als door het intensieve vioolspel de hand-, pols- en schoudergewrichten min of meer zijn 'versleten', of artrose haar intrede heeft gedaan. Ook de nek wordt door de onnatuurlijke speelhouding zwaar belast en kan in de loop der jaren tot ernstige klachten leiden. Wat de geest nog vermag, lukt het lichaam dan niet meer en dat is voor menige musicus een grote frustratie.
Dat is de téchnische kant, maar er is ook een spirituele kant, de onbegrijpelijke, niet te bevatten ervaring van de onstoffelijkheid, de 'vergeestelijking' die Kremer oproept, alsof hij grenzen opzoekt die zijn vertolking buiten deze onuitputtelijke muziek plaatst. Het onzegbare toch zegbaar willen maken, misschien? Kremers spel lijkt zich te onttrekken aan de begrippen die wij normaal gesproken met het musiceren associëren.
Er is naast het contemplatieve zoveel speelse lichtheid en vreugde, de zon breekt zo vaak door, het wordt dan zo helder en licht, hartstochtelijk ook, dat het de omarming van het léven lijkt te symboliseren, door de speelman die zich meer en meer van zijn puur technische beperkingen bewust is, er interpretatief als het ware over héén speelt. Wat maakt het uiteindelijk dan nog uit dat de noten niet allemaal meer een perfecte landing kunnen maken, dat het niet meer kan zijn zoals het vroeger was? Er ontstaat een vrije dialoog met grote dieptewerking en een zeer persoonlijk getinte retoriek die groot respect afdwingt en na vaker luisteren steeds meer fascinerende details prijsgeeft. De indrukwekkende dimensies die hij in de Ciaccona (BWV 1004) ontvouwt en die zijn spel als het ware buiten de tijd plaatst is daarvan een van sprekendste en indrukwekkendste voorbeelden.

 

De sonates werden opgenomen in Riga, Kremers geboortestad; de partita's in de St. Nikolaus-kerk in Lockenhaus. Beide plaatsen vormen zeer belangrijke stations in Kremers leven en daarom zal het geen toeval zijn dat voor deze locaties werd gekozen. De in de studio in Riga gemaakte opnamen zijn iets minder ruimtelijk, maar wel even fraai van toon als die uit Lockenhaus.
We hebben hier ontegenzeglijk een monument, Gidon Kremers Nachlass eines Spielmanns, zoals hij het zelf betitelde. Dat het in technisch opzicht daarbij ook Kremer versus Kremer is, doet daaraan niets af.
De violist bespeelt de 'Ex-David' viool (1730) van de Italiaanse bouwer Giuseppe Guarneri del Gesù.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links