CD-recensie

 

© Aart van der Wal, maart 2010

 

 

Piotr Anderszewski at Carnegie Hall

Bach: Partita nr. 2 in c, BWV 826.

Schumann: Faschingsschwank aus Wien op. 26.

Janácek: V mlhách (In de mist).

Beethoven: Pianosonate nr. 31 in As, op. 110.

Bartók: 3 Hongaarse volksliedjes uit het Csík-district Sz 35a.

Piotr Anderszewski (piano).

Virgin Classics 267291 2 1 • 43' + 42' •

Live-opname, Carnegie Hall, New York, 3-11-2008

Piotr Anderszewski

EMIi Classics


Een grandioos recital op een grandioos klinkende Steinway Grand (met dank aan pianostemmer Ronald Coners van Steinway in New York: die man weet tenminste wat stemmen is!) Hè? Bach op een Steinway? De Poolse pianist Piotr Anderszewski ziet dat - en met hem veel eveneens zeer gerespecteerde collega's, van Angela Hewitt tot Murray Perahia - helemáál niet als een probleem. Voor Anderszewski is Bachs muziek tijdloos en is het instrument (vleugel of klavecimbel) van veel minder gewicht dan de manier waarop Bach volgens hem moet worden gespeeld.
Toch blijft het spelen van Bach op zo'n modern instrument een uitdaging, want het is zeker niet zwartwit: waar een klavecinist zijn hoofd niet over breekt of zelfs niet bij stilstaat, betekent voor de pianist noodzakelijke aanpassingen en compromissen, wil hij niet verzanden in een een stilistisch monstrum. Dat betekent veel huiswerk en praktische toetsing. "One is constantly and deservedly tempted and provoked to make full use of the fantastic range of expressive potential that a modern concert piano can offer. It sometimes becomes paradoxical. But that makes it even more of a fascinating artistic adventure." Welnu, Anderszewski's Bach is avontuurlijk, no question about it.
Zijn vertolking van Bachs Tweede partita bewijst het, want hij volgt precies zijn eigen woorden door heel geraffineerd gebruik te maken van het expressieve potentieel van de moderne vleugel. Een melodisch fragment wordt zo opgelicht dat het net even kan schitteren in de zon, maar dan wel zo dat de lucide kleuren van het omringende landschap niet worden verstoord. De versieringen zijn niet zomaar versieringen maar rijke guirlandes die eerst reikhalzend hun opwachting mogen maken alvorens uit hun schaduw te mogen treden. Timing, timing en nogmaals timing, daar draait het bij Anderszewski om. Het sublieme wisselspel tussen linker- en rechterhand weerspiegelt de volmaakte dialoog in dit al even volmaakte contrapunt.

In Schumanns Faschingsschwank overtreft hij nog mijn favoriete Maria Joaõ Pires (DG). Dit is Weenser dan Weens, met de ravissante vertraging op de tweede tel, dat uitgekiende, minuscule rubato en die heerlijk soepel wiegende onderstroom. Wát een poëtische schoonheid tovert deze pianist uit zijn instrument, wát een klankfestijn is dit! De wervelende finale zet de kroon op het werk. Zo ging het lang geleden ook bij Svjatoslav Richter. Toeval? Geenszins: "Richter was like a god to me. I met him in Warsaw in 1991. Because I wanted to watch him rehearsing, I literally lay on the floor behind the stage. When he arrived, he didn't even try the piano. The next day I got a phone call. They needed someone to turn pages for him. In fact a young girl had been chosen to do it, but when Richter knew that he said he couldn't play with a woman beside him because he would find her breasts too inhibiting! Later I discovered he never tried the piano before a concert. He used to say that a concert was a matter of fate. That made a big impression on me and I tend to take a similar approach."

Piotr Anderszewski

Janáceks V mlhách is meer dan een opwarmer richting Beethovens een na laatste pianosonate. De vier deeltjes (de eerste drie duren niet langer dan rond 3,5 minuten, het slotdeel bijna 5 minuten) vragen 'slechts' om de juiste sfeertekening, in de zin van 'Ausdruck der Empfindung' (Beethoven). Anderszewski slaagt met vlag en wimpel in deze miniaturen vol kloven, breuken en scherven.

Beethovens Pianosonate op. 110 kent vele perspectieven, maar Anderszewski's uiterst geconcentreerde aanpak is in ieder geval een van de boeiende, al trekt hij niet lange spanningsbogen. Hij richt zich meer op het detail, als de horlogemaker die een fijn uurwerk eerst helemaal uit elkaar haalt om het dan vervolgens geölied weer terug te plaatsen. Deze methode werkt in de finale (fuga!) heel overtuigend, maar in het openingsdeel (Moderato cantabile) naar mijn gevoel duidelijk niet. Het tempo is perfect gekozen, de toon is goed gedoseerd zangerig, maar toch vond ik te weinig rust in de linkerhandpartij, alsof Anderszewski Beethoven hier met Bach wilde verbinden (mogelijk ook met de slotfuga in gedachten). Ik weet niet of dit als kritiek moet worden opgevat, want het is een respectabel concept waarover Anderszewski goed heeft nagedacht (in de reprise komt het terug). Het Scherzo (Allegro molto) staat ondanks het hoge tempo als een huis en biedt het schouwspel van opperste articulatie met indrukwekkende pianistieke zekerheid. Het arioso dolente is een klaagzang van mannelijke proporties, zonder de weke sentimentaliteit die dit stuk helaas maar al te vaak ontsiert. De polyfone architectuur van het slotdeel komt bij Anderszewski uit de verf als een meesterlijk uitgebalanceerde combinatie van technisch meesterschap en muzikale vormbeheersing.

Bartóks Hongaarse volksliedjes fungeren als encore en passende afsluiting van dit prachtige recital. Daar daar applaus bijhoort lijkt me evident. Het versterkt alleen maar het gevoel erbij te zijn, wat de schitterende live-opname overigens duidelijk onderstreept. Af en toe is het publiek net hoorbaar. Slotconclusie: ondanks - ik schrijf dit niet zonder enige schroom - enige reserves jegens op. 110 een zeer waardevolle aanwinst!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links