CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2023

Claudio Ambrosini - The Piano Species

Klik hier voor de inhoudsopgave

Aldo Orvieto (piano)
Stradivarius STR 338908 • 65' •
Opname: 2001/03, Montebelluna (Venetië)

 

Eerst het een en ander over de componist, dirigent en docent Claudio Ambrosini (Venetië, 1948). Hij studeerde buitenlandse talen en literatuur aan de Milanese universiteit, en aansluitend, van 1972 tot 1975, elektronische muziek aan het Venetiaanse conservatorium bij Alvise Vidolin. In 1975 vervolgde hij er zijn er studie, ditmaal gericht op muziekgeschiedenis en barokinstrumentarium. Ontmoetingen met o.a. Bruno Maderna en Luigi Nono zijn als inspiratiebron terug te vinden in zijn composities. In 1985 won Ambrosini als eerste niet-Fransman de prestigieuze Prix de Rome en in 1986 mocht hij, na een strenge selectie, zijn land vertegenwoordigen op het UNESCO International Rostrum of Composers. In 2007 werd hem in het kader van de Venetiaanse Biennale de Leone d'Oro per la Musica uitgereikt. Hij ontving compositieopdrachten van onder meer de West-Duitse (WDR) en Italiaanse omroep (RAI), de Franse regering, Teatro La Fenice, Accademia Filarmonica Romana, Milano Musica, Orchestra Alessandro Scarlatti di Napoli en Festival of Nations. In Padova was hij actief voor het Centro per la Sonologia Computazionale en bekleedde hij een leerstoel in het ICT-vakgebied aan de plaatselijke universiteit. In 1976 richtte Ambrosini het Venetiaanse Ex Novo ensemble op dat zich toelegt op het uitvoeren van eigentijdse muziek. In 1983 stichtte hij het Centro Internazionale per la Ricerca Strumentale (CIDIM), waarvan hij nog steeds president is, met zijn vroegere leermeester Alvise Vidolin als vice-president.

Claudio Ambrosini

Ambrosini componeert in vrijwel alle genres: solo instrumentaal, opera, vocaal, radio, toneel, kamermuziek, orkest, elektronica, 'musique concrète'. Hij ontving een groot aantal onderscheidingen. Daarnaast nam hij met zijn muziek deel aan belangrijke internationale muziekfestivals in o.a. Venetië, Straatsburg, Avignon, Brussel, Ludwigsburg, Helsinki, Viitasaari, Huddersfield, Lyon, Stockholm, Warschau, Vancouver, Montreal, New York, Los Angeles, Chicago, Stanford en Sydney. Zijn muziek klonk voorts in onder meer Parijs (IRCAM), Amsterdam (Gaudeamus), Salzburg (Mozarteum), Berlijn (Akademie der Künste), Florence (Maggio Musicale Fiorentino), Lissabon (Gulbenkian), Milaan (Scala) en München (Herkulessaal). Dirigenten van naam hebben zich voor zijn werk ingezet, waaronder Ed Spanjaard, Riccardo Muti, John Störgards, Mario Venzago, Pierre-André Valade, Andrea Molino en Roberto Abbado. Ambrosini's partituren worden sinds 2006 uitgebracht door het bekende, al eeuwenoude Italiaanse uitgevershuis Ricordi.

Ambrosini stuurde mij onlangs zes albums ter bespreking, wat het totaal nu op zeven brengt: het eerste album ontving ik al eerder, getiteld Kapsberger, Secret Pages - for theorbe and sounds of Venice, hier besproken. De nieuwe bespreking beperkt zich vooralsnog tot The Piano Species. De overige albums komen (hopelijk) later aan bod.

The Piano Species
Het album The Piano Species bestaat uit opnamen uit de periode 2001/03, alle 'world premiere recordings'. In het cd-boekje worden de pianostukken aangeduid als toccata's, maar hoewel Laurent Feneyrou voor een uitstekende en bovenal doorwrochte toelichting heeft gezorgd, dekt deze vlag de lading toch niet helemaal . Natuurlijk, de term stamt van het Italiaanse 'toccare', ofwel 'aanraken', in de Barok synoniem voor op pure virtuositeit gerichte fantasiestukken, met misschien wel als meest bekende voorbeelden de toccata's die menig orgelwerk van Bach siert, maar we vinden de toccata al eerder, zoals bij Frescobaldi en de beide gebroeders Gabrieli. Een model ook dat ook nog veel latere componisten op het lijf geschreven bleek, zoals Prokofjev en in het eigentijdse domein Ambrosini. Gedacht vanuit diezelfde virtuositeit en de vele fantasierijke mogelijkheden groeide de toccata uit tot een waar rolmodel. Immers, zowel instrument als musicus kon zich daarmee tot ongekende hoogten profileren.

Dat beeld vinden we merendeels ook terug in de Piano Species van Ambrosini, al kunnen van de in totaal dertien stukken de 'Ciaccona', drie 'Notturni' en het 'Preludio, a sguardi' ('wat erop lijkt') daartoe niet worden gerekend (wat overigens geen enkele muzikale diskwalificatie inhoudt, maar slechts als voorbeeld dient van wat ze niet zijn: toccata's).

Wat deze stukken - ze ontstonden tussen 1981 en 1998 - voor mij zo fascinerend maakt is dat ze zozeer het persoonlijk stempel van deze componist dragen. Of anders gezegd: ze zijn geheel en al oorspronkelijk van toonzetting. Áls er een addertje onder het gras steekt, dan is het dat het zonder bijbehorende partituur voor deze criticus (die er bovendien voor het eerst mee kennismaakt) inhoudelijk maar ook wat betreft de uitvoering niet afdoende te beoordelen valt. Wel (h)erkent hij de originaliteit ervan, en in zekere mate ook de onderliggende structuur waarin deze stukken zijn gevat. Dat het merendeels miniaturen betreft die niet meer in beslag nemen dan hoogstens zo'n vijf minuten (met twee uitschieters van zo'n tien minuten) maakt - misschien tegen de verwachting in - een nadere analyse toch niet gemakkelijker.

Voor de muziekliefhebber pur sang lijkt dit minder opportuun. Immers, hij of zij kan van deze muziek genieten zonder kennis te hoeven nemen van de structuur en de techniek (toccata, ricercare, rondo, chaconne, spezzato). Wie 'alleen' luistert, geen andere aspiraties heeft, hóórt de vorm waarin het stuk is gegoten en daarmee basta. Als er geen vorm zou bestaan? Dan zou er slechts chaos heersen, en daar wil niemand naar luisteren. Structuur is in handen van de componist, vorm in die van de toehoorder.

In deze dertien pianostukken regeert de structuur (melodisch, harmonisch, ritmisch, dynamisch) dusdanig dat zelfs zonder partituur in de muziek al luisterend een duidelijke richting wordt herkend; waarbij het in dit opzicht niet relevant is dat niet kan worden teruggegrepen op vertrouwde klankpatronen. De vervlechting van het nieuwe met dansante vormen, zoals in de verschillende 'ballo'-muzieken, maakt het beeld niet minder nieuw omdat het nieuwe met groot en fantasierijk raffinement als het ware in het dansante is geïnjecteerd; en omgekeerd.

Nóg een belangrijk aspect: Ambrosini heeft zowel de piano als het disklavier in al zijn uitingsvormen bestudeerd en van de aldus opgedane kennis in zijn composities dankbaar gebruik gemaakt. Dat horen wij dus terug: het oude vertrouwde in termen van klank is omgevormd of overgedimensioneerd en heeft daardoor eenmalige status verworven.

Voor zover ik het kan beoordelen (zoals gezegd: geen partituur voorhanden) levert de pianist Aldo Orvieto (Padova, 1961) een onwaarschijnlijk goede prestatie op achtereenvolgens een Steinway D274, DC2a Mark III (disklavier) en Yamaha U3 (staande piano). Niet alleen door zijn technisch meesterschap, maar ook doordat hij ieder stuk zijn volkomen eigen kleur en identiteit heeft gegeven en daardoor een unieke, eigen wereld heeft gecreëerd. Dat huist weliswaar van huis uit primair in ieder deeltje zelf, maar toch is het een aparte kunst om datgene dat eraan voorafging en dat erop volgt volledig buiten het eigen bewustzijn te laten (het instuderen ervan heeft er zelfs geen invloed op gehad, zo klinkt het); of dit te suggereren. Of de luisteraar daarin, na herhaald beluisteren, eveneens slaagt? Het zou me verbazen... Het is immers altijd de herhaling die de verrassing teniet doet.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links