CD-recensie
© Aart van der Wal, juli 2010
|
||
(J.Chr.) Bach: Kwartet nr. 1 in Bes Warb B60 (voor hobo, viool, viola da gamba en cello) - Kwintet in F, op. 11 nr. 3 Warb B73 (voor fluit, hobo, viool en basso continuo) - Sextet in C, Warb B78 (voor fortepiano, hobo, viool, cello en 2 hoorns). Abel: Kwartet in Bes op. 8 nr. 2 WKO 62 (voor fluit, viool, 'tenor' en cello) - in G WKO 227 (voor fluit, viool, viola da gamba en cello) - Sonate nr. 24 in D, WKO 207 (voor viola da gamba solo). Il Gardellino. Accent ACC 24221 • 63' • Zowel Carl Friedrich Abel (1723-1787) als Johann Christian Bach (1735-1782)
verliet zijn Duitse vaderland om hun geluk in den vreemde te beproeven:
ze kozen beide voor Londen, waarin ze in een muzikaal gespreid bedje kwamen,
want de Engelse koning George III en zijn gemalin Charlotte waren
van Duitse afkomst en, misschien nog wel het belangrijkste van alles, ze hielden van muziek. Voor de muziek was geld beschikbaar, er waaide een warme culturele wind door de stad en dus waagde menige componist en musicus de oversteek vanaf het vasteland om in de Londense
metropool zijn kansen te beproeven. Het vereist niet zoveel voorstellingsvermogen om een goede indruk te krijgen van het programma op deze cd zoals dat daar misschien geklonken kan hebben. Bij het succes van Abel zal zeker een rol hebben gespeeld dat hij de viola da gamba een warm hart toedroeg. Abel schreef vrijwel uitsluitend instrumentale muziek met daarin vaak een belangrijke partij voor de viola da gamba (Italiaans voor 'beenviool'), het in kwarten gestemde en doorgaans zessnarige instrument dat op de knie werd gehouden. Grotere formaten werden gewoon tussen de benen ingeklemd. Ze golden als de voorloper van de cello. Het instrument was in die tijd in Engeland nog populair terwijl het op het vasteland al op zijn retour was. In tegenstelling tot Johann Christian Bach had Abel het wat betreft zijn solostukken niet zo op het hanteren van een strikte vorm en hield hij het vaak bij slechts één deel met een sterk improviserend karakter. Dat blijkt nog eens duidelijk uit de hier gespeelde twee sonates. Abels muziek haalt wel niet het niveau van bijvoorbeeld Thomas Arne (1710-1778), laat staan de vrijwel op het grensvlak van de zeventiende en achttiende eeuw net als Arne in Londen gestorven Henry Purcell, maar de stukken voor uiteenlopende ensembles zijn zeker meer dan 'slechts' gebruiksmuziek. Vooral zijn sonates hebben een diepgang die aandachtig luisteren zeker rechtvaardigt. Johann Christian Bach bezat evenals zijn vader de gave om bijzonder mooie
melodieën te schrijven, die de indruk maken dat ze hij ze zomaar
uit de mouw schudde. Natuurlijk, zijn beroemde vader
was hem muzikaal en wijsgerig de baas, maar van eenvoudige
gebruiksmuziek is zeker geen sprake. index | ||