Boeken

 over componisten

 

© Emanuel Overbeeke, februari 2023

 

Frederick W. Skinner: Beethoven in Russia - Music and Politics

Indiana University Press, Bloomington, 2022
ISBN 9780253063052
326 blz., paperback
Verkoopprijs, € 34.95


Waarschijnlijk had dit boek moeten verschijnen in 2020, Beethovens 250ste geboortejaar. Maar soms loopt het anders en in dit geval is dat niet erg. Misschien is het moment van publicatie nu commercieel minder aantrekkelijk, maar het onderwerp en de aanpak ervan is nog even interessant als drie jaar geleden. Het boek sluit onbedoeld aan bij publicaties over de Beethoven-receptie in eerdere landen. Vergelijking van die studies (over Amerika, Engeland, Frankrijk, natuurlijk Duitsland en sinds 2020 ook Nederland: klik hier) maakt duidelijk dat Beethoven overal uitgroeide tot een mythe die ook in een nieuw tijdsgewricht onbedreigd aan de top bleef, maar dat de details van de receptie elders niet te begrijpen zijn zonder kennis van de context aldaar. Over de Russische Beethoven-receptie was in het Westen al iets bekend, maar die kennis was selectief, om niet zeggen gekleurd door de westerse bril. Het meest bekend waren en zijn denk ik opnamen van Russische musici (en die mogen er wezen!) plus de uitspraak van Lenin dat hij goede zin kreeg als hij naar Beethovens Appassionata luisterde. Die twee zaken ontbreken hier gelukkig niet, maar het leeuwendeel van het boek handelt over ‘interne Russische zaken' waarvan slavisten veel weten en niet-slavisten weinig. Tegelijk is het verschil tussen deze kenners en leken klein, omdat de auteur, emeritus hoogleraar geschiedenis aan de universiteit van Montana, de Russische Beethoven-receptie terecht beschrijft als onderdeel van de cultuur waarbij hij ook ruime aandacht schenkt aan politiek en literatuur, terreinen die ook leken met een brede culturele belangstelling enigszins vertrouwd zijn.

Aanvankelijk ‘slechts' aristocraat van de geest
De eerste grote overeenkomst tussen de receptie binnen en buiten Rusland is de verheerlijking van Beethoven als romantische rebel ten dienste van een betere wereld. De tweede grote overeenkomst is dat dit idee niet meteen wortel schoot, voor een deel om een bijna universele reden, voor een deel om een specifiek Russische. De Russische receptie begint met Russische aristocraten in den vreemde die Beethoven kennen en hem willen stimuleren, bijvoorbeeld door hem compositie-opdrachten te geven. Een van de eersten was graaf Razumovsky, in 1807 de Russische ambassadeur in Wenen en de initiatiefnemer van Beethovens drie strijkkwartetten opus 59, die dan ook de bijnaam Razumovsky kregen. Ter inspiratie kreeg de componist van de graaf een bundel met Russische volksliederen waarvan hij er één verwerkte in elk van de drie (de melodie uit opus 59 nr. 1 zou later prominent opduiken in Moesorgski's opera Boris Godoenov.) Beethoven droeg zijn drie vioolsonates opus 30 op aan de Russische tsaar Alexander (de rebel had duidelijk uitstekende contacten met de macht!) en kreeg in 1825 van een andere Russische aristocraat, prins Nikolai Golytsin, het verzoek enkele strijkkwartetten te schrijven, waarop Beethoven de kwartetten opus 127, 130 en 132 componeerde. Deze aristocraten brachten Beethovens muziek naar Rusland en de eerste uitvoeringen vonden plaats nog tijdens Beethovens leven.

Skinner geeft in een bijlage bij zijn boek een overzicht van de opgespoorde uitvoeringen per periode en per stad. Die overzichten maken duidelijk dat Beethoven het eerst klonk in de grote steden relatief dicht bij het Westen en pas daarna in de Russische provincie. Kamermuziek had de overhand, al waren er incidenteel ook uitvoeringen van symfonieën, delen uit de Missa Solemnis en Christus am Ölberg. Wat zijn pleitbezorgers bewonderden in zijn muziek, is niet te vinden in een ideologisch getint schotschrift, maar wel in persoonlijke documenten, zoals brieven. Beethoven was een held van de geest met verheven emoties inzake persoonlijke kwesties. Over de maatschappelijke lading van zijn leven en werk werd net als elders amper gerept. Dat was ook de situatie in de eerste decennia na Beethovens dood. Het aantal uitvoeringen nam toe, maar de reden voor de bewondering veranderde niet. De meeste gehoorde werken waren die uit wat de Rus Wilhelm von Lenz in zijn boek over Beethoven uit 1852 tot Beethovens eerste scheppingsfase zou rekenen. Wat Lenz typeerde als de tweede en derde fase (de tweede kortweg van opus 27 tot 97 en de derde kortweg vanaf 98 tot het einde), was voor de Russen één fase: zijn late.

Rusland versus het Westen
Politiek geladen werd zijn muziek pas in de jaren vijftig en zestig. Glinka (1804-1857) geldt als de vader van de Russische muziek, maar er was natuurlijk al muziek in Rusland voor Glinka, alleen was dat vooral volks- en kerkmuziek die in principe alleen te horen was bij het volk en in de kerk. Klassieke muziek in Rusland werd bijna helemaal geïmporteerd uit het Westen. De weinig Russische klassieke muziek van eigen bodem was sterk geschroeid op westerse leest (ook Glinka's bekendste muziek is zeer westers gericht, vooral op Italië en Duitsland). Die westerse overheersing lokte een reactie uit onder intellectuelen. Na 1850 kwam in Rusland een debat op gang over de vraag: wat is er Russisch aan Russische kunst? Niet alleen in de muziek, ook in de literatuur werd die vraag gesteld (Toergenjev was sterk op het Westen gericht, Dostojewski was een uitgesproken slavofiel.) Sommigen zochten het antwoord in een oriëntatie op het Westen, onder meer de pianist en componist Nikolai Rubinstein. Anderen, waaronder de vijf leden van het 'Machtige Hoopje' (Cui, Borodin, Balakirev, Moesorgski, Rimski-Korakov), zochten het eerder in de volks- en kerkmuziek en probeerden daar inspiratie uit te putten voor hun kunstmuziek. Rusland was, vonden zij, anders dan het Westen, terwijl sommige schrijvers onder wie Alexander Herzen juist moeite deden de ideeën van de Westerse Verlichting in Rusland ingang te doen vinden. (Deze strijd over de identiteit van de natie is sindsdien een constante in de Russische geschiedenis. De vijandigheid van Poetin jegens het Westen staat in een traditie, net als de glasnost, perestroika en het iets liberalere klimaat in Rusland kort na de Russische Revolutie. Typisch Russisch is die strijd, niet het on-westerse.)

Beethoven voor wie?
Omdat Beethoven een westerse componist was, had hij voor de slavofielen in theorie minder sterke papieren, maar de periode van de opkomende slavofilie is ook de periode waarin het idee wordt verspreid van Beethoven als de maatschappelijke revolutionair. Met name de publicist Serov, ook actief als componist, maakte zich hier sterk voor. Dat dit idee niet meteen al opkwam bij zijn leven, is begrijpelijk. Rusland was een dictatuur en de macht hield niet van kritiek. In Nederland lag de macht weliswaar niet bij de adel maar bij de burgerij, maar het effect op de Beethoven-receptie was hetzelfde. Net als in Nederland kwam het beeld van Beethoven de rebel pas op in een tijd dat groepen zich verzetten tegen die macht. Kwam het verzet in Nederland tegen Beethoven de bourgeois vooral vanuit groepen in de burgerij en het proletariaat zoals joden, socialisten, katholieken en protestanten, in Rusland leefde dit verzet vooral onder kleine groepen die door de autoriteiten hardhandig werden vervolgd, onder meer de bolsjewieken. Hoewel ze zeiden op te komen voor de arbeiders, waren de meesten van hen well-off op het aristocratische af zodat zij een keurige opvoeding hadden genoten waarin liefde voor westerse klassieke muziek een belangrijk bestanddeel was. Lenin had zijn liefde voor Beethoven van huis uit; dat hij de klassieken in muziek en literatuur goed kende, spreekt boekdelen over zijn afkomst. Hoewel hij om ideologische redenen zijn ouderlijk milieu de rug toekeerde, bleef hij om mentale en artistieke redenen zijn bewondering voor Beethoven trouw. Beethoven was voor hem de revolutionair. Omdat de bolsjewieken na een burgeroorlog van enige jaren in heel Rusland de macht hadden en omdat zij vervolgens hun kunstopvatting oplegden aan de natie, kreeg één gebeurtenis uit Lenins leven, vereeuwigd op een schilderij, vervolgens een mythische status: Lenin luistert naar de 23ste pianosonate bijgenaamd Appassionata en verklaart ‘Niemand kent de Appassionata beter dan ik. Ik denk altijd met trots, misschien heel naïef, aan de wonderen die mensen kunnen creëren.' Dankzij Skinner weten we nu meer over deze luistersessie. De pianist was een jood, Isai Dobrowen, die later naar het Westen zou vluchten en daar naam zou maken als dirigent, onder meer in Nederland (tot zijn beste opnamen horen die van het Tweede pianoconcert van Brahms met het Philharmonia Orchestra en de geweldige pianist Solomon en die van de opera Boris Godoenov van Moesorgski met een Parijs koor en orkest en de even geweldige zanger Boris Christoff). (In antisemitisme deed en doet Rusland niet onder voor het Westen.) De schrijver Maxim Gorki die bij de legendarische sessie aanwezig was, haalde aan wat Lenin nog meer zei. ‘Ik kan niet te vaak naar deze muziek luisteren. Het raakt de zenuwen, men wil stomme dingen zeggen en het hoofd kraken van hen die, in zo'n gekke hel levend, zulke schoonheid kunnen creëren. Tegenwoordig, als men iemands hoofd zo raakt, wordt de hand afgehakt! Het is beter de persoon ongenadig op het hoofd te slaan. Hoewel we idealiter tegen het gebruik van kracht zijn in menselijke relaties. Hm, onze taal is hels hard.' Dat laatste konden zijn volgelingen natuurlijk niet gebruiken: Lenin zou bij onthulling van die woorden zijn veranderd van een mythe in een mens. Het vloekte ook met het beeld van Beethoven als in wezen een goed persoon.

Beethoven onder het communisme
Daarna verliep de bolsjewistische verovering van Beethoven in etappes. Aanvankelijk waren het vooral de musici die zich sterk maakten voor zijn werk. Daarmee continueerden zij een praktijk die al in de tsarentijd bestond. Uitvoeringen van religieuze composities waren voor de religievijandige communisten aanvankelijk geen bezwaar. Het repertoire was breed, mede dankzij westerse musici die voor 1935 veelvuldig optraden in Rusland. Eind jaren twintig verschijnen de eerste publicaties waarin de ideologische lading voorop komt te staan en Beethoven symbool is in de strijd tegen het kapitalisme en daarmee het Westen – Beethovens honderdste sterfjaar in 1927 was hiervoor een ideale aanleiding. De culturele volksopvoeding in communistische zin werd voortvarend ter hand genomen met Beethoven als ijkpunt. Lenin belastte twee componisten met deze taak: Lunacharsky en Lourié. (De eerste beschouwde de Franse Revolutie als de grote voorloper van de Russische Revolutie.) Beide componisten namen na enige jaren de wijk naar het Westen waar hun relatie met de communisten soms halfslachtig was, maar bleven hun liefde voor Beethoven trouw.

De cultus van Beethoven leek sterk op de cultus van Stalin. De dood van de leider op 5 maart 1953 had dan ook consequenties voor de status van Beethoven. Onder musici bleef hij de grootste niet-Russische componist, net als voor diverse Russische auteurs onder wie Pasternak, maar in de vakliteratuur verdween, heel langzaam, het beeld van de componist als maatschappelijk rebel en daarmee communist avant la lettre. De definitieve ommekeer kwam pas met glasnost en perestrojka. Wat zich al voorzichtig had aangediend in vakpublicaties, werd nu gewoon: de muziek analytisch en historisch beschrijven, als een structuur die elke compositie heeft en als een karakter los van een maatschappelijke lading. Als voorlopig eindpunt van dit proces beschrijft Skinner een opvoering in 2010 van Beethovens Fidelio (een opera over iemand die ten onrechte gevangen zit en op het laatste moment wordt behoed voor executie en bevrijd) in een kamp dat onder Stalin deel uitmaakte van de Goelag Archipel. Sindsdien is zo'n evenement in Rusland tot nader orde ondenkbaar. De agenda van Poetin betreft niet alleen grondgebied maar ook cultuur. Beethoven is toegestaan, maar Russische muziek is beter. Tsjaikovski ondergaat een revisie (zijn homoseksualiteit is weer taboe) en Russen die na de revolutie van 1917 naar het Westen uitweken zijn, ondanks Poetins verbale verwerping van het communisme, altijd Russen gebleven, bijvoorbeeld Rachmaninov.

Skinner
Het boek van Skinner is grotendeels inventarisatie. Hier en daar maakt hij vergelijkingen met andere landen, maar hij stelt weinig fundamentele vragen over receptieonderzoek, begrijpelijk want de belangrijkste vraag kan hij niet beantwoorden – omdat niemand die bevredigend kan beantwoorden. Geschriften van auteurs, overzichten van en reacties op uitvoeringen zeggen iets over populariteit en beeldvorming, maar geven slechts ten dele aan of iets beklijft bij een breed publiek. Wat dan helpt is de wetenschap dat Rusland zowel voor als na 1917 een dictatuur was; dat de overheid muziek kon verbieden en dat soms ook deed; en dat het schrijvers onder druk zette om iets juist wel of juist niet te publiceren. Skinner kijkt verder dan de muziek, let vooral op de politiek en de literatuur en schrijft voor een publiek dat en de muziek van Beethoven en de Russische geschiedenis in grote lijnen kent. Om begrijpelijke reden deelt hij de besproken periode in drieën: van Razumovsky tot aan de revolutie van 1917, vanaf die revolutie tot glasnost en perestrojka plus de jaren sindsdien. Het grootste verschil tussen de eerste twee is, dat na 17 Beethoven primair de sociale rebel was en daarvoor de aristocraat van de geest. In beide tijdvakken was er amper debat omdat de dictators vrijwel geen dissidenten toestonden.

In alle perioden heeft de grootheid van Beethoven nooit ter discussie gestaan. Beethovens Duitse en Oostenrijkse tijdgenoten zijn voor Skinner kennelijk niet eens goed genoeg om te melden. En als Beethoven eenmaal onderdeel is van de Russische cultuur, staat hij op één lijn met de beste Russen en vormt hij de link met de westerse cultuur die zowel aanlokkelijk als verwerpelijk is. Beethoven is nooit omstreden geweest zoals Bach dat ooit was (Vladimir Ashkenazy vertelde dat in zijn jeugd Bachs fuga's in de Sovjet-Unie te boek stonden als louter oefenstukjes). Zelfs tijdens de Tweede Wereldoorlog was Beethoven in Rusland een van de meest gespeelde componisten, net als in Engeland en de Verenigde Staten. Skinner presenteert al deze feiten en inzichten in een goede en enigszins neutrale stijl zodat men het boek vooral leest om de informatie die tot nu toe alleen bij slavisten bekend was. Over de muziek als muziek zegt Skinner niets, maar de onuitgesproken boodschap is niet te missen. Beethoven staat boven de geschiedenis en krijgt juist daarom een uitvoerige geschiedschrijving. Over Beethovens tijdgenoot Romberg, ook in artistieke zaken een gewone sterveling, zal een dergelijk boek niet verschijnen, even aangenomen dat Russen hem kennen.

_________________
Naschrift
Vergelijkingsmateriaal is er in twee opzichten. Er bestaan zoals gezegd studies over de Beethoven-receptie in andere landen (waaronder ook in Nederland: klik hier). Er zijn ook studies over de Russische omgang met Robert Schumann (het proefschrift van Marina Frolova-Walker) en met Stravinsky (die 89 werd en zijn laatste 60 jaar doorbracht buiten zijn vaderland). Binnenkort verschijnt de laatste bundel van de vorig jaar overleden musicoloog Richard Taruskin met daarin onder meer een uitvoerig hoofdstuk over de Russische receptie van Bach.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links