Boeken

 over componisten

 

© Emanuel Overbeeke, maart 2023

 

Elmer Schönberger: Keten & Stompen met Louis Andriessen, componist en vriend

Prometheus, Amsterdam (2023)
ISBN 9789044652550
160 blz., paperback, geïllustreerd


Het nieuwste boek over Louis Andriessen is bovenal het nieuwste boek van Elmer Schönberger. Hij is geen man van uitweidingen en betogen op een zakelijke toon, eerder van compacte mededelingen, indringende observaties, verrassende wendingen, taalspelletjes, geraffineerde dubbele bodems, doordenkers, kortom, een essayist met de houding van de dichter dus altijd onder hoogspanning. Zijn favoriete componist is niet toevallig Stravinsky, niet zozeer de man van de demonstratief Russisch geïnspireerde balletten, maar van de onderhuids Russisch geïnspireerde stukken met zijn fascinatie voor ritueel, montage en daarmee een karakter dat zowel ijs als vuur is en zich meer toont in het alomvattende geheel dan in bijzondere momenten.

Die superieur vormgegeven houding is de beste methode om de onmogelijke formule van dit boek tot een succes te maken. Het is wel en niet een biografie, studie van de context, analyse van de muziek, onderzoek naar de wortels en de reacties. Tegelijk komt alles aan bod, maar altijd kort en krachtig, meestal niet onderbouwd maar wel kracht bijgezet met vooral demonstratief verzorgd taalgebruik. Wie een uitvoerige biografie wil met alle relevante levensfeiten, komt hoop ik over enige jaren aan zijn trekken in de biografie die Jacqueline Oskamp nu schrijft. Aan de muziek zijn inmiddels uitstekende studies gewijd, zowel over een enkel werk (beschreven door Adlington) als het complete oeuvre (Everett). Ook de context van het Nederlandse muziekleven van rond 1970 is niet vergeten (Buelens).

Schönberger presenteert al die facetten, het veelzijdige karakter van de componist plus zijn vriendschap met Andriessen in de vorm van een geraffineerd gecomponeerde collage die van minstens zoveel structuurzin getuigt als een ‘keurige leven- en werkstudie' en waarin hij een feilloze neus blijkt te hebben voor het gewicht van een mededeling plus een gevoel voor hoofdzaken, bijzaken en ironie in de zin van dubbele betekenis. (Terecht maakt Schönberger een onderscheid tussen humor en ironie.) Stereotyperen beheerst hij evenzeer als nuanceren. De rapsodische opbouw is schijn. Schönberger kent neem ik aan alle genoemde en ongenoemde publicaties en weet wanneer hij ze hoe moet gebruiken. De oneindige reeks aspecten worden daardoor luiken naar werelden die anderen grondig uitpluizen. Er is zowel samenhang als verscheidenheid.

Omdat het boek ook een verslag is van een vriendschap, komen we van alles te weten over de hoofdrolspelers, veel meer over Andriessen dan over Schönberger, al is de auteur over zichzelf openhartiger dan ooit. We leren van alles over Andriessens werkwijze als componist, zijn linkse maatschappijvisie en hoe hij die vorm gaf binnen en buiten de kunst, zijn liefde voor Stravinsky die bovenal getuigt van een blik op de wereld en een omgang met vorm en emoties, zijn relaties met het establishment, vrouwen, leerlingen, familieleden, musici en critici plus zijn vorm van katholicisme.

Omdat het boek een verslag is van een vriendschap, lezen we vrijwel niets over de Andriessen voordat hij Schönberger kende. Zijn muziek uit deze periode ontbreekt. Nog sterker, Schönberger herhaalt het veelgehoorde idee dat met De Staat (1976) de Enige Echte Louis Andriessen opstond, terwijl Schönberger jaren geleden in het tekstboekje bij een cd met stukken van de jongere Andriessen stellig en volkomen terecht beweerde dat deze vroegere werken evenzeer van zijn persoonlijkheid getuigen als De Staat. Musicologen hebben deze stelling inmiddels grondig onderbouwd. Wat deed Schönberger van mening veranderen? Bovendien, De Staat is weliswaar inderdaad nogal anders dan het oudere werk, maar ook anders dan het latere werk, wat Schönberger ook erkent. (Trouwens, Schönberger herhaalt de zeer Amsterdamse opmerking dat De Staat in première ging in Amsterdam, maar dit moet Groningen zijn.)

Mijn vermoeden dat Schönbergers misvatting omtrent De Staat een late stuiptrekking is van het Amsterdamse geluk te hebben verkeerd in een maatschappelijk en artistiek roerige tijd waarin beide heren aan de rebelse kant stonden, werd ook opgewekt door de hoofdtitel van het boek. Ook al bedoelt Schönberger met Keten & Stompen de manier waarop Andriessen muziek maakte (in de ruimste zin van het woord), het roept associaties op met ‘Jongens waren we, maar aardige jongens', ditmaal in een ietwat verlaat provopakje. Andriessen deed graag mee met deze rebellie en was destijds alleen nog maar bekend in avant-garde-kringen (bij het debat in 1966 over de koers van het Concertgebouworkest werd hij door een opponent aangezien voor zijn desnoods veel bekendere broer Jurriaan). Andriessens grote faam binnen en buiten Nederland is te danken aan De Staat. Schönberger maakte zich los van zijn burgerlijke katholieke milieu en zag in 1969 Reconstructie , wat ook de eerste opera was die hij zag (de Utrechter maakte van de Amsterdamse rebellie dus alleen het staartje mee). Schönberger kan nu de kwaliteit en het belang van dit muziektheaterstuk relativeren, maar het vormde, zo lijkt het, mede zijn idiosyncratische relatie tussen conventie en avontuur. Alsof de volwassen vrienden ergens altijd jongens bleven en vooral wilden blijven.

In de inleiding schrijft Schönberger bij wijze van boutade dat hij niet vertelt wanneer de hoofdrolspeler geboren werd, precies zoals hij en Andriessen dat ook deden in hun boek over Stravinsky. Dat getuigt ten eerste van de jongen die ergens jongen is gebleven. Het geeft ook aan dat het boek bestemd is voor wie Andriessen de afgelopen decennia redelijk gevolgd heeft. Tegelijk vult het een lacune die ook deze volgers niet konden vullen: het karakter en de achtergronden. Hoe open en benaderbaar Andriessen ook was, over zijn persoonlijk leven liet hij meestal weinig los. Schönberger portretteert een karakter maar houdt niet van psychologiseren. Hij beschrijft de mens zoals hij ooit de muziek omschreef: ‘geen gevoelens, wel gevoel'. Hij geeft een inkijk zonder altijd anekdotisch te worden. En als hij conclusies trekt naar aanleiding van gebeurtenissen, is hij drastisch en bondig: van therapeutiseren en soft napraten houdt hij niet. Hij geeft een scherp beeld van de persoon, maar beseft hoe ingewikkeld bij componisten de relatie is tussen leven en werk. (Dat verklaarde Schönberger eerder in zijn biografie van Otto Ketting en verkondigt hij hier gelukkig opnieuw, nu alleen niet met zoveel woorden.) De verwantschap tussen de twee zit op een abstract niveau. Kunst en leven zijn uitstekend los van elkaar te begrijpen, net als het werk en de onderliggende boodschap. Dit alles zegt Schönberger niet met ideologisch tamtam, maar hij brengt het in praktijk in een boek dat minder is dan een kenner wellicht verwacht en veel meer dan leken meestal krijgen Dat alles schijnbaar moeiteloos presenteren in een boekje van nog geen 160 bladzijden (en er staan zeer veel illustraties in) is een enorme prestatie.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links