Audiotechniek

In gesprek met Klaas A. Postuma

 

© 1987 Jan Kool

 

Klaas A. Postuma (1935-2001) Foto Nico van der Meel

Het was zeker de moeite waard om eens met Klaas A. Postuma te praten over het vak van producer en 'Tonmeister'. Een van mijn gesprekken met de-mens-achter-de-schijf of, zoals ik in het gesprek met Wilhelm Hellweg al zei: vóór-de-schijf.

Via de muziek

Op de vraag: Hoe? kwam, als verwacht, het antwoord: "Natuurlijk via de muziek. Ik had oorspronkelijk het idee, dat ik pianist wilde worden en ging dus naar het conservatorium. Als dan een leraar laat merken, dat je er wel zult komen omdat je het zo graag wilt, maar niet door specifieke talenten voor het klavier, de typisch pianistische, niet een gebrek aan muzikale eigenschappen, gooi je de deur achter je dicht. En eigenlijk meteen ben ik toen de journalistiek in gegaan en dat was bij Luister. Na precies tien jaar ging ik echter naar wat toen nog Bovema heette (nu EMI) en dacht daar primair met zakelijke kanten bezig te moeten zijn, zoals promotie en natuurlijk platenverkoop, maar voor ik het wist zat ik al in een studio achter een regeltafel met een technicus naast me, omdat er producties waren afgesproken met vooral Nederlandse musici zoals Marco Bakker, Han de Vries en Abbie de Quant. Eigenlijk dus er ingerold.

Ik meen, dat opnamen uit die tijd (begin jaren zeventig) heruitgaven gaan beleven op cd (hiep, hiep! -J.K.). Ik heb er dus niet zozeer naar gestreefd, het is me meer overkomen. Daar heb ik zéér veel geleerd van Gerard Hali, de studiochef; de hele studio had hij opgebouwd. Het was niet bepaald les krijgen maar observeren, oppikken, zien wat er werd gedaan, ook natuurlijk een bepaald soort handigheid bezitten maar vooral beseffen, dat wat hij deed zo goed overeenkwam met eigen ideeën. Vooral bijvoorbeeld, dat het niet de regeltafel is maar allereerst de plaatsing van de microfoons, die een zo natuurlijk mogelijke balans biedt. Op die regeltafel kun je hoogstens dan iets bijstellen. Dat gevoel voor plaatsing, de microfoontechniek, dat bleek echt belangrijk en dat ging ik toen begrijpen en me eigen maken. Dat was een heel prettige ontwikkeling, want in plaats van een doorgeefluik voor platen te zijn of een release te verzorgen kwamen er nog meer internationale contacten dan ik al door Luister (toch ook veel) had gemaakt. Ook organisatorisch moeten werken bleek interessant. Zoals de vele Edison Gala's. Na het eerste in 1960 (klassiek en populair nog gemengd) kwamen klassieke, èchte Gala's. Tot 1976, toen de Edison voor jaren ter ziele ging. Daardoor kreeg ik bijvoorbeeld de kans om The Academy voor het eerst buiten hun eigen land hier te laten optreden. In de Luisterjaren kon ik ook zulke dingen meemaken als de opnamen van de Ring onder Solti, dus ook John Culshaw goed leren kennen, repetities meemaken van vele solisten en orkesten. En van het zien en horen werken van zowel vele musici als een John Culshaw leer je natuurlijk ook waanzinnig veel. De enige die ik niet meer meemaakte, jammer genoeg, was Walter Legge. Kijken en luisteren, zien wat ze doen en dan het resultaat waar je het dan al of niet mee eens bent, dat is een enorme ervaring. Er is dus geen sprake van een formele opleiding. Natuurlijk is er een technische basis nodig maar er is altijd een reëel gevaar, dat er dogmatisch over de apparatuur, vooral over microfoons, gedacht gaat worden. Je hoort bijvoorbeeld: dat moet met rondom gevoelige microfoons en mág niet met een cardioide. Dan houd ik me liever aan mijn kreet: "Het klinkt toch goed, dus niet zeuren!"

'Ik houd niet zo van technische praat'

Hier spreekt duidelijk weer niet de technicus, maar de muzikant. Zoals ook op andere terreinen: niet het gereedschap, maar de vakman bepaalt de kwaliteit van het eindproduct. Niet de rubber, houten of stalen hamer maakt een mooi beeldhouwwerk, maar de beeldhouwer. Ook nu wordt weer duidelijk, dat de producer, de verantwoordelijke voor een goede opname, bijna altijd éérst muzikant is en dan pas, met beheersing van technieken, een goed klinkend resultaat bereikt. Er zijn uitzonderingen, dat spreekt haast vanzelf, maar dan is het de technicus die eerst weer goed bezeten is geraakt van muziek. Adriaan Verstijnen, voor wie K.A.P. grote waardering laat blijken, is zo'n voorbeeld (prachtige opnamen met Ton Koopman). Met Verstijnen wil ik ook nog eens in gesprek.

Klaas A. Postuma: "Zoals Adriaan het doet, doe ik het weer niet en omgekeerd is dat natuurlijk hetzelfde. Het is een individuele benadering en door bij anderen te luisteren en eruit te halen wat goed voor jezelf is, haal je uit iedere ervaring het meeste profijt. Misschien juist dáárom heb ik van Hali zo veel geleerd, zonder dat er sprake was van lesgeven. Ik houd ook niet zo van die puur technische bijeenkomsten en technische praat, maar wèl wil ik alles weten van nieuwe producten en of die dan voor mij bruikbaar zijn. Bij de ommezwaai naar digitaal werd het nog belangrijker om exact te weten wat iedere Neumann microfoon doet, wat precies de afwijkingen zijn en als afluistering natuurlijk de Quad elektrostaat, die volstrekt eerlijk is (alweer! -J.K.) en je kunt rustig stellen: op de Quad goed, dan op alle andere (goede) ook. Na 1976 begon ik het produceren eigenlijk steeds leuker te vinden en ben daar toen maar helemáál ingedoken. Zelfstandig begonnen, apparatuur aanschaffen en de vrije markt op.

Je wilt méér dan binnen een firma mogelijk is, meer dan de opdrachten die je krijgt, want met de artistieke verlangens van een producer kan binnen zo'n bedrijf geen rekening worden gehouden. Niet wéér Beethoven 'omdat het verkocht wordt'. Aan de andere kant is zo de kans op een grote operaproductie natuurlijk nauwelijks aanwezig. Maar bij een label als Et'cetera bijvoorbeeld kun je je ideeën eens kwijt. Ook bij diverse anderen en je komt tot bijzonder repertoire. Je gaat dan ook niet eerst naar anderen luisteren, maar vraagt eerder: Wat wil je zèlf? Met de partituur in het hoofd; het gaat dan om de componist en de artiest, en dan hopen op tevredenheid. Dat geldt toch ook wel degelijk voor het standaardrepertoire. Als ik plotseling twee Schubert-symfonieën moet opnemen is dat niet minder plezierig. Ik ga dan beslist niet eerst luisteren hoe anderen het hebben gedaan maar kies, van de muziek uit, mijn eigen benadering. Soms is het een ondankbaar vak; als het goed wordt ontvangen gaat de glorie naar de uitvoerenden, bevalt het de kritiek niet, dan krijgt de producer nogal eens de schuld!"

Bemiddelaar tussen musici en luisteraar

We dwalen nogal eens wat af. Met K.A.P. verwacht je ook niet anders! Maar toch de vraag of hij echt rekening houdt met het thuis luisteren als een duidelijk andere wijze van muziek beleven dan in een zaal. Dat maakt te veel los om hier volledig weer te geven, maar Postuma's visie samenvattend: "Venster op de concertzaal" of "De concertzaal bij u thuis". Als je dáármee aankomt heb je er nooit iets van begrepen. De geluidsdrager is een heel eigen bestaan gaan leiden. Om te beginnen ontbreekt volledig het visuele element. We kennen toch beiden de ervaring, dat je in een prachtige zaal met een beroemd orkest en een nog beroemder dirigent weleens denkt: Ja maar thuis klinkt het beter! Dat is natuurlijk ook enigszins beroepsdeformatie, maar de hoboïst die een obligaat speelt zie je in de zaal, maar de balans zou zonder dat zien, thuis, onvoldoende kunnen zijn. Het is thuis ánders en bij een opname wil je graag ook die momenten kennen waarop je door de muziek uit jezelf wordt gehaald. Dan wordt techniek natuurlijk onbelangrijk. Die moet er zijn maar je moet haar kunnen laten voor wat zij is. Als een trompet te hard klinkt, dan kun je beter proberen hem zachter te laten spelen dan gaan manipuleren. In een zaaluitvoering doet het er soms nauwelijks toe, maar thuis en bij herhaling vooral verlang je het anders. Typisch bij kamermuziek is de vraag van de musici: 'Mogen we zó zitten?' Natuurlijk mogen ze dat. Laten zij maar onderling de balans maken en laat mij maar zorgen, dat ik het via de juiste microfoonopstelling vang. Dan wordt techniek ondergeschikt aan de muziek, dat is ook mijn echte credo. Het mag nooit zo zijn dat ik zeg: Zó staan de microfoons, dus gaan jullie dáár zitten. Wel kan, in overleg met een dirigent, die het daar dan ook praktisch altijd mee eens is, het koper bijvoorbeeld gescheiden worden. De hoorns links, het hout er tussen en de trompetten en trombones rechts. Dan krijg je niet zo'n massief blok koper en het resultaat is een voor beiden beter te aanvaarden balans en vooral wat de muziek vraagt. Zo vraagt zo'n al genoemd obligaat natuurlijk een steuntje, juist omdat je het niet ziet. Je zou zo'n microfoon een kleurmicrofoon kunnen noemen. Niet om kleuring maar wel om kleur aan het orkest te geven. Denk ook maar eens aan de harp! Ook de dynamiek dien je zo in de gaten te houden. Je kunt nu echt de 'Unvollendete' ppp laten beginnen, iets wat vroeger in ruis en rumble uit band of groef verstikte. Je moet zelfs weleens een paukenist vragen andere stokken te gebruiken omdat in de zaalpraktijk nu eenmaal die pauk over orkest en dirigent heen de zaal in moet.

Je komt dan vanzelf op de omgang met de musici. Het wordt soms puur begeleiden, proberen het beste eruit te halen waar ze op dat moment toe in staat zijn. Eigen ideeën over een partituur dien je uit te schakelen, het is hun uitvoering maar dan graag zo goed mogelijk. Dat is meer de producer dan de technicus. Die techniek staat er wel en is natuurlijk goed maar die moet geen belemmering worden voor de artiest. De zangeres moet niet haar interpretatie en haar techniek (bijvoorbeeld de overgang van midden naar kopregister) aanpassen omdat het een opname is. Nee, dan moet ik er met mijn techniek rekening mee houden, dat dat een probleem kan zijn."

Natuurlijk de vraag naar 'moeilijke' artiesten

Een heel resoluut antwoord: "Hoe beter de artiest, hoe gemakkelijker ermee te werken. Juist zij zijn bescheidener, soms zelfs onzeker. Een perfect voorbeeld daarvan is Elly Ameling. Haar integriteit en haar streven om het altijd nog beter te krijgen, dat zie je zelden zo. Je gaat er mee tot op de bodem, zoals op mijn zeer favoriete plaat met Wolf-liederen." Belanden we nog even bij de plaatsing van microfoons.

"Instrumentalist of zanger, muziek wordt uit ruimte geboren; in die ruimte zit ook leven en de musicus weet soms zelf niet hóe hij wordt gehoord en waarom ze van hem houden. Ik begin door dat uitgaan van de ruimte eerder iets te veraf dan te dichtbij, maar een eenheidsrecept is er natuurlijk nooit. Je kunt jaren bezig zijn om een piano goed op te nemen en er desnoods zes microfoons voor nodig hebben (graag niet letterlijk nemen! -J.K.). De omstandigheden zijn nu eenmaal dikwijls weer heel anders. Je zoekt ook wel naar een soort eigen signatuur maar primair ben je als producer bemiddelaar tussen musici en luisteraar. " Een mooie uitspraak om mee te eindigen, onderstrepend dat techniek mooi is maar muziek véél mooier.

Naschrift van Tjako Fennema

Na EMI/Bovema produceerde Klaas A. Postuma jarenlang voor CBS/Heemstede. Dat gaat over tientallen klassieke lp-producties van Nederlands talent die hij maakte in opdracht van de toenmalige labelchef Paul Blitz, bijgenaamd Koko Petalo. Vervolgens werkte hij voor het in Amsterdam gevestigde label Et'cetera, dat eigendom was van 2 Amerikanen. Daarna kwam GLOBE in zicht en dat was geheel en al Klaas' eigen speeltje. De eerste lp die Klaas zelfstandig produceerde was het optreden in Carnegie Hall van de toen in Nederland wonende pianist Joeri Egorov. De ingelijste hoes daarvan hing boven zijn werktafel.

Klaas Postuma overleed op 27 mei 2001 aan de gevolgen van een hartaanval..


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links