Wilhelm
Hellweg is niet alleen musicus, maar ook producer/balance engineer.
Als zodanig is hij verantwoordelijk voor vele van de zeer goede klassieke
opnamen op het Philips-label. Het werd niet zozeer een interview in
de vorm van vraag-en-antwoord, verbaal pingpongspel. Daar houd ik niet
zo van en het loopt bij mij trouwens toch altijd uit de hand tot gewoon
een interessant gesprek, zeker als het zulke plezierige mensen als Wilhelm
Hellweg betreft.
'Kunst is geconcentreerde natuur'
Honoré de Balzac
Als eerste onderwerp kwam natuurlijk
ter sprake de weg die hij volgde naar de opnamentudio en de regeltafel.
W. H. is, zoals al bleek in het eerdere interview, primair musicus.
En dat is hij nog steeds. Vooral samen met gitarist Pepe Romero, met
wie hij zeer is bevriend, treedt hij regelmatig op. Dan bespeelt hij
dikwijls de fortepiano, waarvan hij thuis een schitterende kopie naar
een oud instrument heeft staan, naast een moderne kleine vleugel. Zijn
plaat met werken van Diabelli en Carulli (samen met Romero) is ook een
duidelijk succes geweest (Philips 410.396-1, die nodig ook op cd moet!).
Vanuit die achtergrond, als uitvoerend musicus, is de interesse gegroeid
voor het opnemen. Een volledige opleiding tot 'Tonmeister' in Detmold
volgde na het conservatorium. Na veel van zijn opnamen te hebben beluisterd,
moet hij daar volgens mij cum laude zijn geslaagd. Gelukkig gaan in
de toekomst ook de namen van de verantwoordelijken voor de opname op
de Philips-verpakkingen verschijnen. Dat vond ik dikwijls een gemis
als je wèl de namen bij bijvoorbeeld DG en Denon zag vermeld.
Eerst musicus (of musicoloog, zoals
Volker Straus, ook bij Philips) en dan pas naar de regeltafel is natuurlijk
een ideale situatie, die eigenlijk altijd zou moeten. Het kwam ook steeds
in ons gesprek weer naar voren, waarbij nogal eens werd afgedwaald naar
puur muzikale onderwerpen! Op mijn vraag naar de reden waarom 'velen
met mij' dikwijls nogal tevreden commentaar hebben op de natuurlijkheid
die vele Philips-opnamen kenmerkt, kwam geen eenvoudig antwoord. W.
H. ziet het als een samenspel van factoren: 'Ten eerste wordt uitgegaan
van de muziek zelf, dan zeker van de dirigent en de uitvoeren- den.
Een klavecimbel of de orgelsymfonie van Saint-Saëns vragen bepaald niet
een gelijke benadering, waarbij nooit wordt vergeten hoe er thuis wordt
geluisterd.
Puur technisch is een belangrijke
reden, dat al vele jaren consequent de Quad elektrostaat als monitor-luidspreker
wordt gebruikt. Het is een van de meest analytische luidsprekers, maar
iedere manipulatie direct hoorbaar en - héél belangrijk - staat géén
te hoge afluisterniveaus toe; te hard afspelen kan gevaarlijk bedrieglijk
werken. Men kent de luidspreker met zijn eigen karakter (er bestaat
nog geen volmaakte!) zeer grondig en weet exact wat het eindproduct
kan worden. Zelfs als moeilijke afluisterruimtes (moeilijk voor de ESL)
niet te vermijden zijn, wéét men wat de afwijkingen zijn. Er kan dan
op de juiste wijze mee rekening worden gehouden. Toch kan het zijn,
vooral sinds de introductie van de digitale techniek, dat hoofdtelefoons
er ter controle bijgehaald worden. Zeer lage "ongerechtigheden"
ontsnappen zo niet aan de aandacht bijvoorbeeld. Er ontstaat dan een
zekere "feedback" binnen een opnameteam.'
Dat het om meer dan één man alleen
gaat benadrukt W. H. bij herhaling. Een typisch voorbeeld daarvan is
volgens hem: 'De St. Sernin in Toulouse met zijn beroemde Cavaillé-Coll
orgel, waar o.a. Chorzempa werd opgenomen. De controle moet in een galmende
consistoriekamer (ca. 1,2" nagalmtijd!) en dat maakt het bepaald
niet gemakkelijk voor het opnameteam. Extra opletten met hoofdtelefoons
is beslist noodzakelijk.'
Natuurlijk is de microfoonkeuze
en plaatsing van belang, van essentieel belang zelfs maar, zegt W. H.:
'Natuurlijk heb je een soort basisopstelling voor verschillende muziek
en ensembles, maar die kan zeker niet star en dogmatisch toegepast worden.
Het is repertoire- en zaalafhankelijk om te beginnen. Natuurlijk zou
ik dolgraag het San Francisco Symphony of het Rotterdams Philharmonisch
in het Concertgebouw hebben; wat niet wil zeggen, dat het in hun zalen
niet deugt maar het zou wel eenvoudiger mooi kunnen worden. Het eindresultaat
moet echter primair uit de muziek komen. Eérst de mensen en de muziek,
dan het afluisteren, dan het technisch apparaat, waar tegenwoordig echt
niets geheimzinnigs meer aan is. Vroeger was er inderdaad veel meer
een "eigen keuken" met zelfs zelfgebouwde en ontwikkelde apparatuur
en men deed er ook geheimzinnig mee, maar de technische ontwikkelingen
zijn zo hard gegaan, dat heel wat firma's met dezelfde spullen werken.'
Natuurlijkheid
Dat onderwerp 'natuurlijkheid'
hield ons lang bezig. Het definiëren is al niet te doen. 'De vierde
of achtste rij in het Concertgebouw' is natuurlijk al onzin. Je haalt
echt de concertzaal niet in huis. Het gaat om een klank, die we blijkbaar
als natuurlijk aanvaarden. W. H. gebruikt daarvoor een aantrekkelijke
term: 'De Vertaalsleutel moet worden gevonden en dan komt het samenspel
direct te voorschijn. Het wordt beslist niet alleen bepaald door één
meneer met absolute macht over de knoppen.' Hij haalt daarbij ervaringen
aan, die hij opdeed in de V.S.: 'Zoals u weet is daar een soort cultus,
dat alles fundamenteel met twee microfoons moet, vaak met alleen een
derde erbij (veel Telarc-opnamen-J.K.) Ik heb eens mee kunnen maken,
dat wij moesten opnemen in dezelfde ruimte, met hetzelfde orkest, hetzelfde
werk en dat daarna zo'n twee-microfoonteam kwam, direct nadat wij ons
vrij omvangrijke apparaat hadden weggehaald. De musici keken in opperste
verbazing naar het simpele neerzetten van een minimum aan spullen. Ik
heb toen gevraagd aan de dirigent, die ik zeer goed ken, om beide opnamen
eens zo objectief mogelijk te beluisteren en zijn opinie te geven. In
eerste instantie was deze zeer onder de indruk van de simpele opname.
Het hééft ook veel, wat direct aantrekkelijk is: een duidelijk gevoel
van de ruimte en een prachtig klinkende integratie. Een direct "appeal",
dat vrij overtuigend werkt.
Maar bij herhaald luisteren gebeurde
er plotseling iets anders. De dirigent werd zich bewust, dat hij via
het gecompliceerder apparaat toch zaken ging horen, die bij de andere
opnamen verloren raakten. Zodat hij uiteindelijk weer de voorkeur ging
geven aan het veel minder eenvoudige systeem. Hij kreeg veel meer aan
belangrijke details uit de partituur goed belicht.'
Men zou kunnen denken, dat zo'n
dirigent toch wat anders luistert dan de platenkoper zoals wij, maar
dat is maar ten dele juist. Wij willen thuis vaak wel degelijk die mogelijkheid
om muziek, die we steeds beter gaan kennen, soms zelfs met de partituur
erbij, juist in details te kunnen volgen. Dat hoeft beslist niet met
verlies aan homogeniteit te gaan en wij volgen meestal de dirigent en
noemen het toch natuurlijk. Wèl zegt W. H.: 'Zulke ervaringen gaan niet
zomaar aan je voorbij. Je gaat weer verder denken en ik weet zeker,
dat ik nu wel degelijk met eenvoudiger combinaties werk dan bijvoorbeeld
tien jaar geleden. Maar locatie, vooral partituur (wil die volledig
tot haar recht komen) en nog meer factoren eisen dikwijls heel wat meer
dan de simpele gedachte, dat twee microfoons het meest natuurlijke resultaat
zullen bereiken.' Microfoons zijn natuurlijk ook géén oren!
'Moeilijke'
musici
Vanzelfsprekend kwamen ook musici
ter sprake en je vraagt allicht eens naar 'moeilijke'.
'Veeleisend, dat is eigenlijk een
veel beter woord,' zegt W.H. 'John Eliot Gardiner is zo'n veeleisend
musicus met wie je toch heel prettig werkt. Ook in verband met het vorige
is hij een goed voorbeeld. Hij wantrouwt principieel iedere extra microfoon.
Hij zegt: "Wij zorgen wel voor het klankbeeld, de helderheid en
de detaillering." Dat is natuurlijk ook waar, maar, om zijn klank
vast te leggen is toch meer nodig en dan is het interessant, dat je
eerst duidelijk moet aantonen, dat wat je meer aan techniek aandraagt
ook ècht nodig is. Een ander geval is een opnamenerie, waar ik heel
gelukkig mee ben. Ik mag de opnamen gaan doen van de Mozart-concerten
met Mitsuko Uchida, wat in St. John's Church in Engeland gebeurt, met
het ECO en Jeffrey Tate. Uchida wilde graag de vleugelklank niet "attakkerig"
en J. T. wilde de houtblazers een "chocolade plaatsje" geven,
waardoor er op die locatie weer een nogal buitengewone orkestopstelling
nodig werd. Het ensemble begreep snel de Vertaalsleutel en de musici
waren allen zeer in hun sas. Zo'n opname is dus weer wat anders dan
men soms gewend is. Je moet dus beslist flexibel blijven en bepaalde
veranderingen kunnen best eens in volgende opnamen doorwerken. Zo was
er een aantal jaren geleden maar één merk microfoons: het móest altijd
Neumann zijn. Na de introductie van digitale technieken kwamen er echter
nieuwe ontwikkelingen en nu is er echt heel wat meer, o.a. bij Schoeps
en Bruel & Kjaer. De richt(nier)-karakteristieken zijn sterk verbeterd,
waardoor bij steunmicrofoons aanzienlijk minder aan ongewenste "instrooiing"
uit de omgeving optreedt, er is ook minder kleuring en ruis. Een en
ander maakt ook weer minder microfoons mogelijk. Multimicrofoontechniek
was soms ook, heel nuchter, nodig om tijd te sparen. Opnametijd is enorm
kostbaar en daar moet beslist rekening mee worden gehouden. Soms ook
door de omstandigheden bij een live-opname, zoals bij de Gurre-Lieder,
zijn veel meer microfoons niet te vermijden maar Mahlers Tweede kan
principieel met zeer veel minder, zowel door de partituur als misschien
ook wel door de invloed van dirigent Seiji Ozawa. Natuurlijk moet je
technisch bij blijven. Zo was "op school" (Detmold) de "8"-karakteristiek-microfoon
anathema, een doodzonde! En nu opeens kon ik hem met plezier gebruiken.
Wat bovendien essentieel is, is dat je met andere mensen kunt werken
aan wie je wat kunt overlaten. Het werk eist niet alleen organisatorische
activiteiten, die veel tijd vergen, maar je moet ook eens de zaal in
kunnen, meer vrijheid van bewegen en spreiding hebben. Zo'n situatie
ontwikkelt zich gelukkig steeds meer en zal waarschijnlijk het eindproduct
gunstig beïnvloeden.' Inderdaad is het opnameproces heel wat ingewikkelder
dan microfoons neerplanten en de schuiven openzetten. Zoals W. H. nog
aanhaalt: 'Hoe weet je door je "helse kijker" hoe scheef ze
moesten gaan zitten en spelen voor mijn balans? Wat is dan natuurlijk?
Goed weten wat er straks zal zijn, je balans goed kennen en dat in overeenstemming
met bijvoorbeeld Gardiner (zeker niet altijd vreedzaam! Maar met iemand
van dat kaliber kom je steeds weer verder), de zekere mate van voorspelbaarheid
werkt dan natuurlijkheid in de hand. De uitvoerenden kunnen meer ontspannen
musiceren en dat is een éérste voorwaarde. Als je scheef op je stoel
moet vanwege de opname, zal dat niet bepaald helpen!'
Zo hadden we, voor we het wisten
ruim twee uur volgepraat met nog veel meer dan ik hier kan weergeven.
Allemaal óók interessant. Je raakt niet gemakkelijk uitgepraat met zo'n
enthousiast musicus, wat hij eigenlijk in zijn opnamewerk nét zo goed
is, samen met de uitvoerenden. Alleen al over Uchida's Mozart, waar
we zeer gelijkgestemd enthousiast over bleken, hadden we die uren kunnen
vullen. Ik hoop echter, dat u hiermee eens iets kunt gewaarworden van
de achterkant van de schijf (eigenlijk de voorkant). Ik ga zeker nog
naar anderen. Maar Wilhelm Hellweg is een bijzonder prettig begin, zowel
voor verhalen als opnamen!