Actueel

Zeister Muziekdagen met

Auschwitz-overlevende Éva Fahidi

 

© Neil van der Linden, augustus 2023
https://basiaconfuoco.com

 

Éva Fahidi (verteller, video)
Benjamin Appl (bariton)
Daan Boertien (piano)
Viride Kwartet
Jennifer Wilton (concept en introductie)
Stephan Heijdendael (foto's)
Zeister Muziekdagen, Slot Zeist, 19 aug. 2023

Vanwege ziekte, en helaas waarschijnlijk een vrij ernstige, kon ze er in Zeist zelf niet bij zijn. Éva Fahidi, de 97-jarige die Auschwitz overleefde en wier leven de spil vormt van ‘Ich weiß bestimmt, ich werd' dich wiedersehn', ‘een dialoog tussen woord en muziek, over herinnering, stilte en verder leven als Holocaust-overlevende Éva Fahidi'.

Ze groeide op een in landelijk stadje in Hongarije en ging daar naar het gymnasium. Ondanks een verbod (joden mochten niet aan het conservatorium studeren) kreeg ze pianoles van een conservatoriumleraar; niet dat die man per se idealist was, hij liet zich er goed voor betalen, maar ‘pecunia non olet', geld stinkt niet, vertelde ze erbij, in een video waarmee de muzikale onderdelen uit het programma worden afgewisseld.

De familie komt de eerste jaren van de oorlog nog wel door. Maar op zeker moment, in 1944, worden ze gedwongen naar het getto te verhuizen, om drie weken later op transport naar Auschwitz te worden gezet. In de video vertelt ze over de gruwelen van de reis. Eerst een dag in de hitte met 80 mensen in veewagons opgesloten zitten, daarna drie dagen reizen met één emmer drinkwater en één emmer voor iedereen om zijn of haar behoefte te doen. En dan was er het voortdurende afblaffen.

Bij aankomst in Auschwitz is ze eerst nog verwonderd over de ‘mooie streepjespyama's' die iedereen draagt, maar al snel worden de families van elkaar gescheiden, ook al wordt er zoals ze verteld omgeroepen dat niemand zich zorgen hoeft te maken ‘want iedereen zal elkaar die avond terugzien'.

Zij en haar haar nichtje, die als twee druppels water op elkaar lijken, worden apart genomen en ‘hartelijk' verwelkomd door een ‘knappe man met een vriendelijk gezicht', die speciaal geïnteresseerd blijkt te zijn in deze ogenschijnlijke tweelingen; later blijkt dat de beruchte kamparts Joseph Mengele geweest te zijn. Als blijkt dat ze geen tweelingen zijn, zijn ze voor Mengele niet langer interessant,

Éva wordt naar de barakken voor de meest gezonde gevangenen gestuurd, haar nichtje ging waarschijnlijk nog diezelfde avond de gaskamer in, alsook de rest van de familie, al beseft ze dat allemaal nog niet. De bedorven smakende voederbieten die de gevangenen worden voorgeschoteld eet ze op door alleen maar te denken dat ze moet overleven omdat haar moeder straks thuis op haar wacht. ‘Seelenkraft', zielskracht, noem ze het, een woord dat ze vaak zal herhalen in de video.

Na zes weken wordt ze, ditmaal in een groep van duizend kennelijk gezondste vrouwen, opnieuw op transport gesteld. Tijdens een weer dagenlange reis ziet ze vanuit een spleet in de wagon dat ze richting Weimar gaan. Met een kenmerkend gevoel voor understatement dat haar betoog geregeld doordrenkt vertelt ze dat ze er altijd al van had gedroomd om met haar familie de stad van Goethe en Liszt te bezoeken.

Maar de trein stopt bij het kamp Büchenwald, waar ze te werk wordt gesteld in een nabijgelegen wapenfabriek. Daar, ze weegt inmiddels niet niet meer dan 40 kilo, moet ze met twee andere vrouwen granaten van 50 kilo versjouwen. Aangezien ze tussen de groep niemand van haar familie terugvindt, begint het bij haar te dagen dat ze ze misschien niet meer zal terugzien.

Na verloop van tijd valt het de vrouwen op dat de productie van de granaten steeds vaker stil komt te liggen, blijkbaar vanwege problemen met de aanvoer van onderdelen. Op zeker moment schrijft iemand in het Frans op de muur van de fabriek dat het nazi-rijk spoedig in elkaar zal storten.  

Het is al voorjaar 1945. Om zoveel mogelijk sporen van de Holocaustgruwelen uit te wissen beginnen de Duitsers de concentratiekampen op te blazen. Nu hebben de vrouwen niet eens meer een dak boven hun hoofd. Onder bewaking van Duitse soldaten beginnen ze een lange voettocht van schuilplaats naar schuilplaats, 's nachts, want overdag lopen ze de kans te worden gebombardeerd. Tot ze een Amerikaans tankbataljon tegenkomen, dat zich over de gevangenen ontfermt.

Als ze dan uiteindelijk weer terecht komt in haar geboortedorp blijkt in het familiehuis een groot aantal gezinnen te zijn ingetrokken en wordt ze niet binnengelaten. Het huis verkeert in zeer vervallen staat. Ze gelooft er niet meer in haar familie ooit nog terug te zien.

Haar ambities van een pianocarrière heeft ze opgegeven, maar de muziek is voor haar altijd een richtsnoer gebleven. Vlak voor het einde van de video vertelt ze hoe haar tante haar vóór de oorlog bijna ‘geïnjecteerd' had met Wagner. En ook al raakte het Duitse cultuurgoed verweven met het nazisme, ze stelt uitdrukkelijk dat kunst niet voor- of achteraf verantwoordelijk kan worden gesteld voor het gruwelijke dat mensen elkaar aandoen. Vandaar dat ze, zo vertelt ze, erop stond dat er ook muziek van Wagner op het programma zou komen te staan. En wat voor muziek!

Benjamin Appl, die aanvankelijk ernstig bezwaar had tegen het opnemen van Wagner in het programma, zong wonderschoon ‘O du, mein holder Abendstern' uit Tannhäuser, in een huiveringwekkend mooie bewerking voor zang, piano en strijkkwartet, door de pianist van het project, Daan Boertien.

De rest van het programma omvatte een groep liederen uit het traditionele klassieke Duitse en Oostenrijkse liedrepertoire, van Schubert, Schumann en Brahms tot Mahler, wiens  ‘Ich bin der Welt abhanden gekommen' schitterend werd uitgevoerd. Ook teksten van de andere liederen sloten op de een of andere manier thematisch bij de vertelling van Eva Fahidi aan, zoals Brahms' ‘O wüsst' ich doch den Weg zurück' en Schumanns ‘Zum Schluss'.

Daarnaast waren er liederen van componisten die omkwamen in de kampen, zoals van Hans Krása ‘Mutter wiegt sanft ihr Kind' uit de door hem in Theresienstadt gecomponeerde opera Brundibar, maar ook 'Berendans' uit Bartóks pianocyclus 'Voor kinderen' en Contrapunctus 1 uit Bachs 'Die Kunst der Fuge' in een bewerking voor strijkkwartet, tevens een stevige bevestiging van haar stellige ontkenning dat er een causaal verband zou bestaan tussen de Duitse cultuur en hetgeen zich in het Derde Rijk afspeelde. Dat geldt niet minder voor ‘Tenebrae' van de Duitse componist Aribert Reimann, op tekst van Paul Celan (vooral bekend van zijn 'Der Tod ist ein Meister aus Deutschland') en ‘Der Heimkehr' van Hans Eisler, geënt op zeer toepasselijke, wrange tekst van Bertold Brecht:

Die Vaterstadt, wie find ich sie doch? Folgend den bombenschwärmen Komm ich nach Haus.
Wo denn liegt sie?
Wo die ungeheueren Gebirge von Rauch stehn.
Das in den Feuern dort Ist sie.
Die Vaterstadt, wie empfängt sie mich wohl?
Vor mir kommen die Bomber. Tödliche Schwärme Melden euch meine Rückkehr. Feuersbrünste Gehen dem Sohn voraus.

Dan was er van Ilse Weber (1903-1944) het schrijnende ‘Ade! Kamerad' en van Adolf Strauss‘Ich weiß bestimmt, ich werd' dich wiedersehn', waaraan de voorstelling haar naam ontleende. Dit alles met ingetogen dramatiek gezongen door Appl en begeleid door Daan Boertien, aangevuld door het strijkkwartet.

Het één na laatste stuk was een uitvoering voor piano en strijkkwartet van Saint-Saëns' 'Dance Macabre', een stuk dat figureerde in de dansvoorstelling over haar leven van acht jaar geleden, waarin ze zelf optrad (hier de link naar de documentaire in Dailymotion).


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links