Actueel Kerst als drama met Vox Luminis
© Nell van der Linden, december 2022
|
|||||||
Schütz: Magnificat - Weihnachtshistorie m.m.v. Florian Sievers (Evangelist), Sebastian Myrus (Herodes), Caroline Tandiono (Engel) - O bone Jesu, fili Mariae
Vox Luminis, opgericht door de in Frankrijk geboren, in Namen woonachtige en momenteel in Brugge werkzame Lionel Meunier, trad aan met een vocaal en instrumentaal ensemble, met heel veel Frans en Vlaams klinkend namen. Al met al, zoals zou blijken, de goede mix voor de benadering van protestantse Duitse, maar zwaar door vroege Italiaanse barok beïnvloede kerkmuziek. Zoals Matinee-directeur Kees Vlaardingerbroek vertelde, werkten er tijdens Schütz' aanstelling in Dresden (waar de keurvorsten op zeker moment toch weer katholiek werden om het koningschap van Polen in de wacht te kunnen slepen) zowel Duitse als Italiaanse musici. En Schütz schreef zowel muziek op teksten in het Duits als in het Latijn. Terwijl in de protestantse kerkelijke eredienst in Duitsland vrouwelijke zangers taboe waren, en dat er naar verluidt aan het hof in Dresden niet alleen jongenssopranen maar zelfs Italiaanse castraten aan het werk waren. De vroege Duitse barok heeft zowel voor Kerst als voor Goede Vrijdag en Pasen een ongekende hoeveelheid aan prachtige muziek opgeleverd. In de lijdensmuziek is de weg vanaf Schütz naar de passies van Bach zonneklaar, al doen we die ontwikkelingsgang met onze eenzijdige nadruk op Bachs passies tekort. In kerstmuziek is het al helemaal jammer dat we de nadruk leggen op Bachs Weihnachts-Oratorium, dat geen oratorium is maar een verzameling tamelijk eenvormige cantates, en anders dan in Messiah van die nare man Händel, weet Schütz in nog geen halfuur zijn Weihnachtshistorie het hele kerstverhaal uit de doeken te doen. Hammerschmidts Alleluja! Freuet euch en zijn Freude, Freude, grosse Freude zijn ideaal om eens een keer in de plaats te komen van het eeuwig jaarlijkse 'Jauchzet Frohlocket', het begin van Bachs Weihnachts-Oratorium. En qua jubeltoon is er weinig mooiers dan Rosenmüllers Magnificat. Bij Schütz (1585, een eeuw dus voor Bach! – 1672, dit jaar is zijn 250ste sterfjaar) hoor je al vroeg in zijn oeuvre dat hij naar - hij was toen pas 24 - naar Venetië was geweest, om daar in 1609 bij Giovanni Gabrieli, de huiscomponist van San Marco, te studeren, en waar hij misschien ook kennismaakte met de vroege werken van Monteverdi, wiens opera's Orfeo en Arianna in respectievelijk 1607 en 1608 in Mantua in première waren gegaan. Mogelijk heeft hij tijdens een tweede reis naar Italië in 1628/1629 Monteverdi ook persoonlijk ontmoet. (Schütz zou in 1627 zelf ook een opera schrijven: Dafne, die helaas net als Monteverdi's Arianna verloren is gegaan, in dit geval tijdens de Dertigjarige Oorlog.) In het uitbundige openingsstuk van het concert, het Magnificat uit 1650, paste Schütz een reeks muziekdramatische effecten toe. Vox Luminis voegt daar nog een aantal huiveringwekkend geregisseerde theatrale effecten aan toe. De uitvoering begint met een solo voor orgel waarbij de andere instrumentalisten op het toneel zitten. Van vier zijden komen de zangers op, over de trappen van boven naar beneden, rechts en links en vanaf de zaal links en rechts het podium op, als bij het begin van een processie die naar een kerkelijk ritueel leidt. Dat theatrale komt echter nog veel sterker tot uiting in de Weihnachtshistorie. In dit uit 1660 stammende werk, geschreven dus toen Schütz rond de 75 jaar was, liet hij zich duidelijk leiden door een combinatie van folkloristische Duitse kerstspelen en de recitatievenstijl van de Italiaanse opera. Er komen zelfs gedramatiseerde personages voor, met allereerst een grote partij voor de evangelist. De tweede afzonderlijk rol is voor de engel, die namens de hemel aanwijzingen geeft aan het paar Jozef en Maria, hen de herders in het veld de weg naar de kerststal wijst, de wijzen uit het Oosten instrueert om anders dan ze beloofd hadden op de terugweg van de stal geen rapportage uit te brengen bij koning Herodes en daarmee de verblijfplaats van het kindeke Jezus te verraden, en die Jozef maant om met Maria en de pasgeboren Jezus naar Egypte te vluchten. Als een derde afzonderlijk personage zien we Herodes, die van plan is de pasgeboren ‘koning de Joden' te laten vermoorden en voor alle zekerheid alle pasgeboren kinderen in Bethlehem laat doden.
Dit alles werd door Schütz uitgebeeld alsof hij een Orfeo aan het schrijven was, en Vox Luminis laat de zangers solo of in ensemblevorm van achteren naar voren komen en vice versa, waardoor zich op het podium van het Concertgebouw bijna een miniopera afspeelt. Uiteindelijk, als Herodes is gestorven, laat de engel weten dat de kust weer veilig is en de heilige familie naar Jozef en Maria's geboortestad Nazareth kan vertrekken. De rest is geschiedenis. In onze tijd waarin vluchtelingen dagelijks in het nieuws zijn krijgt dit verhaal echter extra dramatiek. Dat geldt trouwens ook voor de biografieën van de twee andere componisten die in het programma aan bod kwamen. De protestantse familie van Andreas Hammerschmidt was uit het katholieke Bohemen gevlucht. Hij kwam terecht in Zittau, tegenwoordig in het uiterste zuidoosten van Duitsland gelegen, tegen Polen en Tsjechië aan gedrukt. Later, tijdens de Zevenjarige Oorlog die van 1756 tot 1763 woedde tussen Pruisen en Oostenrijk, dat samen met Spanje en Frankrijk Silezië op Pruisen wilde veroveren, is een deel van Hammerschmidts composities en persoonlijke archieven verloren gegaan. Door dit alles weten weet niemand precies wanneer hij is geboren, waarschijnlijk in 1611 of 1612. Bij zijn dood in 1675 was hij echter beroemd en heette hij de 'Orpheus van Zittau'. Je hoort hoe Hammerschmidt al lang vóór Bach intensief gebruik maakte van dansritmen in de kerkmuziek, wat overigens al eerder ook door Monteverdi was toegepast. Dat Bach deze muziek van zijn Duitse voorgangers bewonderde moge blijken uit zijn veelvuldig gebruik van hun muziek, zoals het koraal ‘Welt, ade! ich bin dein müde' uit Bachs gelijknamige cantate BWV 27, een koraal dat oorspronkelijk was geschreven door de laatste componist in het programma, Johann Rosenmüller. Bach heeft de tekst ook verwerkt in een aria uit de cantate 'Der Friede sei mit dir' BWV 15. Van Rosenmüller (1619–1684) werd het veel vreugdevollere, zij het merendeels in mineurtoonsoorten gecomponeerde, achttienstemmig Magnificat ten gehore gebracht. Het werk stoelt op de polyfonie van de Renaissance, maar het volgt tegelijkertijd de moderne monodische compositiepraktijk zoals door Monteverdi en in diens navolging Schütz, met ertussendoor geweven instrumentale passages. Rosenmüller bracht het tot organist en cantor van de Nikolaikirche in Leipzig maar vluchtte Duitsland uit toen hij in 1655 in opspraak raakte wegens homoseksualiteit. Hij week uit naar Venetië en werd organist van niet minder dan de San Marco. Hij was tevens verbonden aan de bekende Ospedale della Pietà, waar Vivaldi later werkzaam was. Twee jaar voor zijn dood keerde Rosenmüller terug naar Duitsland. Ondanks alles kreeg hij de bijnaam 'Alpha & Omega Musicorum'. In dit Magnificat komen alle mediterrane en noordelijke elementen samen, en we horen in de ‘Sicut Erat'-passage zowaar een aanzet tot een fuga waarvoor Bach zich niet had hoeven schamen. Na een ovationeel applaus, in de uitverkochte Grote Zaal van het Concertgebouw, was er een passende toegift: een ingetogen uitvoering van het Duitse kerstgezang Es ist ein Ros' Entsprungen, in de meerstemmige zetting van Michael Praetorius. Een geweldig einde van een concert dat nog veel langer had mogen duren.
Er zijn nog zoveel componisten uit die tijd. Naast Schütz de twee andere Sch's Schein en Scheidt, en verder Matthias Weckman, Johann Krieger, Franz Tunder, Thomas Selle en iets later Johann Theile, wiens fenomenale Matthäus-Passion ik precies een jaar geleden tijdens Kerst voor het eerst hoorde. Ik realiseerde me tijdens het concert dat al deze muziek zo aanspreekt door een combinatie van verfijnd raffinement en bijna kinderlijke oprechtheid, de naïviteit in de Nativité zogezegd, iets wat na deze periode pas weer terugkeert in Mendelssohns oratoria en, paradoxalerwijs, in L'Enfance du Christ van agnost Berlioz. Ook ik voel me bij deze muziek teruggezogen naar mijn jeugdjaren van christelijke kerstbeleving. _________________ index |
|||||||