Actueel Händel en Beethoven in IJsseldijkkerk
© Aart van der Wal, september 2019
|
Händel: Chaconne in G, HWV 435 - Suite in F, HWV 427 Ik beweer geenszins dat de grote concertzalen minder druk bezocht of zelfs maar beter gemeden kunnen worden, maar concerten in kerkjes of kleine zaaltjes bieden wel degelijk belangrijke meerwaarde. Bovendien zijn ze doorgaans veel beter bereikbaar, zijn er genoeg parkeerplekken en is er vaak tijdens de pauze of na afloop, bij een drankje en eventueel ook nog een hapje rechtstreeks contact met de musicus of musici mogelijk. Niet minder belangrijk: de intimiteit van een kleine ruimte biedt het voordeel van een sterkere betrokkenheid van het publiek bij zowel de uitvoerende(n) als de muziek en al helemaal als vanaf het podium groot engagement wordt uitgestraald. Zoals zaterdagavond jl. in de pittoreske IJsseldijkkerk in Krimpen aan den IJssel, waar een drietal bevlogen organisatoren van de Stichting IJsseldijkconcerten, mede gesteund door een achttal sponsoren, onder de noemer 'Krimpen Klassiek' de klassieke muziek in de regio een stevige push weet te geven met interessante concerten en musici die echt een naam te verliezen hebben. Ditmaal was het de beurt aan de cellist Jan Bastiaan Neven en de pianiste Daria van den Bercken in een recital waarin Beethoven zijn roem broederlijk moest delen met Georg Friedrich Händel (voor wie hij de grootste bewondering had). Dat ging dit duo meer dan uitstekend af: ze slaagden met vlag en wimpel. En dan te bedenken dat het een gelegenheidsduo is! In twee werken van Händel had Van den Bercken het rijk voor zich alleen: de Chaconne in G, HWV 435 en de Suite (in het programmaboekje aangeduid als Sonate) in F, HWV 427. Het is alweer geruime tijd geleden dat ik haar Händel-cd besprak (klik hier), maar op slag herkende ik weer het flitsende, flonkerende en soepele van haar spel en het verbluffend technisch gemak waarmee zij deze muziek haar bijzondere gestalte geeft. We hoorden de zekerheid van een topmusicienne die niet alleen veel kleur in haar vertolking aanbracht, maar ook naast de lyrische aspecten het energieke karakter van deze muziek volop recht deed. Maar Händel was ook nog op een andere manier present: in Beethovens twaalf variaties op een thema uit 'Judas Maccabäus'. Het onterecht om in dit geval over hoofdschotels te spreken. Het zou immers onrecht doen aan de beide klavierwerken van Händel, maar natuurlijk lag het zwaartepunt bij Beethovens Cellosonates op. 5 nr. 2 en de aanmerkelijk weerbarstiger op. 102 nr. 1. Er gaapt geen kloof, maar wel een geheel andere wereld tussen beide sonates. In de tweede sonate op. 5, samen met de eerste in 1796 opgedragen aan de Pruisische koning, is in zoverre al een mijlpaal dat Beethoven de tot dan geldende barokke traditie van de cellosonate met de stereotiepe becijferde bas achter zich laat. Maar er gebeurt nog meer. De cellopartij krijgt meer vrijheid, al is voorshands eerder sprake van een pianosonate met ondersteuning van een melodie-instrument. Dat blijkt ook uit de titel: Deux Grandes Sonates pour le Clavecin ou Piano-Forte avec un Violoncelle obligé. De beide sonates zijn evenwel al een stap op de weg naar de gelijkwaardige behandeling van de beide instrumenten zoals die vanaf op. 69 zijn intrede doet en culmineert in de laatste twee sonates op. 102, gecomponeerd in 1815. Waarmee Beethoven op weg is naar zijn late stijl die we zo goed kennen van de kwartetten op. 127, 130, 131, 132 en 135, maar ook van de laatste pianosonates op. 106, 109, 110 en 111, en natuurlijk de Diabelli-variaties op. 120. Het zijn diepzinnige en soms ook weerbarstige exploraties die door slechts weinig tijdgenoten echt werden begrepen en waarbij de veelvoudige technische hindernissen een goed zicht op het toch al lastig te doorgronden parcours nog eens aanzienlijk vertroebelden. Het is voor iedere uitvoerende musicus altijd weer kunst om datgene boven water te halen wat uitgerekend niet in de noten staat: sfeer, verbeelding, energie, lyriek, maar ook vergezichten. Dat kan alleen als alle denkbare technische beslommeringen zijn weggevallen en het samenspel mede door een zekere mate van intuïtie wordt bepaald. Losgezongen van de noten, zou je kunnen zeggen. Dat was hier duidelijk geval. Wat veel te weinig gebeurt, maar wel degelijk meerwaarde biedt is niet alleen de communicatie met het publiek middels de noten, maar ook door het woord. Zowel Neven als Van den Bercken had de taak op zich genomen iets - en niet zonder enige humor - over de muziek te vertellen, wat menigeen een verrassende kijk op de te spelen stukken zal hebben gegeven. Met bovendien als voordeel dat het contact tussen musicus en publiek al is gelegd alvorens er ook maar een noot heeft geklonken. index |